De Duitse filosoof Martin Heidegger definieert de mens als Dasein, Er-zijn. De mens is niet in abstracto: hij is altijd in-de-wereld, tussen andere mensen, deel van een tijdgeest en cultuur. Als zodanig is er veel dat de mens aan zijn eigen bestaan niet te kiezen heeft.
Aristoteles was de eerste filosoof die op systematische wijze een volledige deugdethiek ontwikkelde. Vanuit zijn interesse in de biologie schetste hij de mens als een biologisch wezen dat een bepaalde taak of functie heeft. Volgens de filosoof heeft alles in de natuur een eigen doel of functie.
In de Pragmatische antropologie treffen we tal van plaatsen aan waar Kant het over zichzelf lijkt te hebben. Het 'karakter' van de mens bijvoorbeeld ziet hij als een verworvenheid en als het resultaat van een weloverwogen beslissing.
Volgens Mencius zijn alle mensen van nature goed. Wat de mens tot mens maakt, en dus wat de mens anders maakt dan een dier, is dat hij van binnen een morele goedheid bezit. Deze goedheid moet echter wel worden ontwikkeld.
De filosofische antropologie reflecteert over de mens op zich; wat het wezen van de mens is. Zij vraagt dus naar wat de mens net tot mens maakt, en waaruit de menselijke natuur bestaat. Ze abstraheert echter wel van concrete personen, naar een meer algemeen niveau: ze bestudeert de mens als zodanig.
De filosofie of wijsbegeerte is de oudste theoretische discipline die het verlangen en het streven uitdrukt naar kennis en wijsheid. Zij kwam voor het eerst echt op in de 6e eeuw v. Chr. Een beoefenaar van de filosofie wordt een filosoof of wijsgeer genoemd.
Metafysica is de filosofische discipline die volgens Aristoteles na (in het Grieks: meta ) de fysica, de studie van de natuur, komt. De metafysica onderzoekt de eerste oorzaken van de dingen. Daarbij moet men oorzaak echter niet opvatten in de gangbare zin van causaliteit.
Het Ding an sich, de wereld zoals hij 'echt' is, kan de mens volgens Kant niet kennen. Mensen kennen slechts de Dinge für mich. Dit betreft de manier waarop de wereld en alle dingen persoonlijk worden ervaren. Er is altijd sprake van een subjectieve interpretatie van de waargenomen werkelijkheid.
Vrijheid was in Kants ogen: autonomie, of letterlijk: zelf-wetgeving. De mens handelt in Kants ogen moreel als hij handelt overeenkomstig de morele wet die hij in zichzelf draagt. Deze morele wet noemde hij de 'categorische imperatief'. De morele autonomie kwam bij Kant vóór alles.
Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen! Is dan ook het motto van de Verlichting. ' Zo typeerde Immanuel Kant, in zijn fameuze opstel Beantwoording van de vraag: wat is Verlichting? (1784) het geestelijke tijdperk waarvan hij zelf deel uitmaakte.
Een onbestudeerd leven is niet waard geleefd te worden. Eenmaal gelijk aan de man wordt de vrouw zijn meerdere. Er is maar één deugd en dat is kennis; en er is maar één ondeugd en dat is onwetendheid. Er is maar één deugd en dat is kennis; en er is maar één ondeugd en dat is onwetendheid.
De ziel is bij Aristoteles als onderdeel van het lichaam ook sterfelijk en op dit vlak zou het aristotelisme later botsen met het christendom, waar de onsterfelijke ziel wel verbonden is met het lichaam, maar onafhankelijk kan bestaan.
Aristoteles zei het, meer dan 2000 jaar geleden: “Geluk is de zin en het doel van het leven, het gehele streven en einde van het menselijk bestaan.”
Men zegt namelijk dat vrijheid zit in de ervaring van vrijheid. Vrijheid is het gevoel dat je iets vrij en graag doet, onvrijheid is het gevoel dat je iets onvrij en met tegenzin doet, de ervaring van gedwongenheid dus. In beide situaties word je echter bepaald door de neurobiologische processen in je brein.
De vraag 'Wat mag ik hopen? ' wordt in deze nieuwe vorm van godsdienstfilosofie beantwoord. Als godsdienstfilosoof laat Kant zien dat alleen de religie een perspectief van hoop kan bieden voor de morele levenswandel van de mens en de kloof tussen morele deugd en gelukzaligheid kan dichten.
Kant verbindt geloof vooral met moraal en het goede doen. De verlichtingsfilosoof Kant (1724-1804) probeerde ervaring en denken met elkaar te combineren. De ratio achter de godsbewijzen legde hierdoor het loodje. God valt eigenlijk niet te begrijpen volgens Kant.
Volgens Aristoteles zijn er vier centrale deugden, deze worden ook wel de kardinale deugden genoemd. Dit zijn: verstandigheid, rechtvaardigheid, gematigdheid en moed. Ook in het Christendom vind je de deugden terug. In het katholieke geloof heb je bijvoorbeeld de zeven deugden.
naamw. (m.) Uitspraak: [kɑnt] Verbuigingen: kant|en (meerv.) 1) rand (van iets) Voorbeelden: `je auto aan de kant van de weg zetten`, `spullen uit je boot op de kant zetten`aan/langs de kant staan (niet meedoen) `mens...
Volgens Kant kun je pas spreken over ethisch handelen wanneer een persoon zelf vrij is om zijn eigen wil te bepalen. Alleen dan kunnen we, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het instinctieve handelen van dieren, zelf een afweging maken aan welke impulsen we wel en niet toegeven.
Kennis komt bij hem voort uit de waarneming, en Aristoteles kan dan ook beschouwd worden als de eerste empirist. Hij schreef systematische verhandelingen, gebaseerd op de waarneming (empirie), over de biologie en de fysica.
De term epistemologie is afkomstig uit het Grieks: de logos van de epistèmè, de leer van de kennis, oftewel - filosofische - kennisleer.
Fenomenologisch onderzoek beoogt een verschijnsel te beschrijven zoals mensen het in hun dagelijks leven ervaren. De 'geleefde ervaring', dat wil zeggen hoe mensen een situatie of verschijnsel ervaren en er betekenis aan geven, staat centraal in het onderzoek.
Wat doet een filosoof? Vooral waarnemen en nadenken. Een filosoof geeft geen pasklaar antwoord op alle grote vragen over ons bestaan. Hij denkt wel na over de werkelijke betekenis van deze vragen en bestudeert op een kritische manier de verschillende antwoorden die er ooit gegeven zijn.
De kenmerken van een filosofisch gesprek. Filosoferen is onderzoeken, uitspraken bevragen, denkfouten ontdekken, mogelijkheden in kaart brengen, argumenteren, logisch denken maar vooral ook vrij denken. Filosoferen is dus heel veel meer dan vrijblijvend samen ergens over nadenken.
Het kwade is in de filosofie alles wat negatief wordt geëvalueerd. Er valt te onderscheiden naar het morele kwaad dat door mensen wordt aangericht, zoals oorlog of verraad, en het natuurlijke kwaad dat de menselijke macht te boven gaat, zoals natuurrampen en de dood.