Een recentere theorie is de informatieverwerkingstheorie. Het functioneren van de hersenen wordt daarbij vergeleken met een computer.Informatieverwerking verloopt volgens drie processen: opnemen, opslaan en terugzoeken.
Piaget beschrijft hoe kinderen in verschillende cognitieve stadia op een kwalitatieve manier van elkaar verschillen. Aanhangers van de informatieverwerkingstheorie gaan daarentegen na in welke mate kinderen van verschillende leeftijden kwantitatief van elkaar verschillen qua denken.
Volgens Vygotsky nemen kinderen naarmate zij ouder worden het gedrag van volwassenen steeds meer over. Dit doen zij door dingen meerdere malen zelf te doen. Daardoor zijn volwassenen steeds minder nodig, maar niet als het om nieuwe ervaringen gaat (zie hieronder).
George Armitage Miller was de eerste die het idee van de theorie van informatieverwerking naar voren bracht. Hij was een van de oorspronkelijke grondleggers van cognitiestudies in de psychologie en wordt beschouwd als een voorloper van het informatieverwerkingsmodel in de psychologie.
Aan het einde van de vorige eeuw ontwikkelde de Amerikaanse psycholoog Baltes (1990) de Theorie van Selectie, Optimalisatie en Compensatie (SOC-theorie). Deze theorie beschrijft een 3-stappenplan, dat draait om het minimaliseren van wat niet (meer) gaat en het maximaliseren van wat (nog) wel goed lukt.
Piaget legde vooral de nadruk op de interactie van het kind met de fysische wereld en Vygotsky legde de nadruk op de sociale wereld. Volgens Michael Cole wordt ten onrechte de focus gericht op deze tegenstelling.
Op het gebied van taal introduceerde Noam Chomsky de termen dieptestructuur en oppervlaktestructuur. Volgens Chomsky zijn gedachtes, concepten en ideeën dieptestructuren die niet gerelateerd zijn aan een bepaalde taal, maar kunnen worden uitgedrukt doormiddel van taal (oppervlaktestructuur).
De vier basisdimensies van opvoeden zijn ondersteuning bieden, instructie geven, controle uitoefenen en grenzen stellen. Als ouder pas je deze altijd in samenhang toe. Met die combinatie help je jouw kind allerlei ontwikkelingsfasen door, om zich uiteindelijk te ontwikkelen tot een zelfstandig, volwassen persoon.
Volgens Jean Piaget is de cognitieve ontwikkeling van mensen een voortdurende reorganisatie van mentale processen van biologische rijping en hun ervaringen met de omgeving. Biologische rijping houdt verband met de ervaringen die mensen tijdens de levensfases opdoen.
De adaptatietheorie van Callista Roy, ook bekend als het Roy Adaptation Model (RAM), is een prominent verpleegkundig model dat zich richt op hoe individuen zich aanpassen aan hun omgeving. Het model stelt dat mensen biopsychosociale wezens zijn die voortdurend in wisselwerking staan met een veranderende omgeving.
Assimilatie is het proces waarbij een kind nieuwe informatie toevoegt aan een bestaande structuur. Accommodatie is het proces waarbij het kind zijn structuur aanpast aan nieuwe informatie. Equilibratie is het proces waarbij het kind een evenwicht zoekt tussen assimilatie en accommodatie.
Volgens Karl Popper moet er bij elke theorie een experiment te bedenken zijn om de hele theorie op de proef te stellen. Als het experiment dan een andere uitslag heeft dan de theorie voorspelt kun je de hele theorie verwerpen. Dan is dus de hele theorie niet meer geldig.
Een taalkundig onderzoeker is slechts zelden de beste vriend van degene die hij wil interviewen. Labov noemde dit de 'paradox van de observator' (en andere taalkundigen noemen het de 'paradox van Labov'): de onderzoeker wil de taal observeren die mensen gebruiken als ze niet geobserveerd worden.
De theorie stelt dat alle gedragingen zijn aangeleerd via interactie met de omgeving, waarbij interne processen zoals denken en emoties gezien worden als black box. Het model stelt Stimuli IN Waarneembaar gedrag UIT.
Kohlberg's theorie stelt dat individuen door deze stadia gaan in een vaste volgorde, en dat morele ontwikkeling doorgaat in de volwassenheid. Dit was een belangrijke aanvulling op Piaget's theorie, die suggereerde dat morele ontwikkeling eindigt in de vroege adolescentie.
Het model van ontwikkeling van Vygotsky is een model met drie zones van ontwikkeling, namelijk: de frustratiezone, de zone van naaste ontwikkeling en de zone van actuele ontwikkeling.
De centrale stelling van Kohlberg (1984) luidt dat de ontwikkeling van morele oordeelstructuren universeel is, inhoudende niet afhankelijk is van culturele factoren, geslacht, sociale klasse en dergelijke. Voorts stelt hij dat deze noodzakelijk en in volgorde verlopen via een zevental stadia.
De theorie van Erikson. De theorie van Erikson (1950) wordt veel gebruikt om de sociale en emotionele ontwikkeling van een persoon te begrijpen. Deze theorie, die geïnspireerd werd door Freuds' ideeën, deelt het leven op in 8 stadia. In elk stadium moet een psychosociaal conflict opgelost worden.
De leertheorie is een psychologische theorie over de wijze waarop mensen associaties leggen tussen stimuli. Belangrijke leertheoretische concepten zijn klassieke en operante conditionering, het cognitivisme en het (sociaal-)constructivisme.
Vygotsky deed veel onderzoek met kinderen. Hij ziet het kind als een afhankelijk individu dat niet geïsoleerd kan leven. Terwijl Piaget vooral de nadruk legt op de interactie van het kind met de fysieke wereld, ziet Vygotsky die interactie meer gebeuren in de sociale wereld.