Fz = m · g Hierin is m de massa van het object dat wordt aangetrokken in kilogram, g is de valversnelling op aarde en heeft een waarde van 9.81m/s2.
Je berekent de zwaartekracht van een object op bijvoorbeeld de aarde, de maan of Mars met de volgende formule: ð¹=ð∙ð. In deze formule is F de zwaartekracht die je wilt berekenen (in eenheid newton), m is de massa van het object (in kilo's) en g is de versnelling van objecten wanneer ze vallen.
De valversnelling op aarde is 9,81 m/s2 als je wrijving verwaarloost dat getal is precies even groot als de zwaartekrachtconstante (9,81 N/kg).
Vallen is in wezen een eenparig versnelde beweging naar beneden. Op aarde is de versnelling vrijwel constant: 9,81 m/s2. Deze valversnelling wordt meestal aangeduid met het symbool g. Wanneer we geen rekening houden met wrijving neemt de snelheid waarmee iets valt elke seconde dus toe met 9,81 m/s.
De grootte van de zwaartekracht is gelijk aan de massa keer de valversnelling, dus Fg = m · g = 10 kg · 9,8 m/s2 = 98 N.
Loek. Voor zwaartekracht moet je de newton berekenen door deze formule te gebruiken: F (newton) = massa in kg x zwaartekracht (N/kg) De zwaartekracht op aarde is gelijk aan 9,8 N/kg (eigenlijk 9,81 maar zo precies hoef je niet te zijn).
Bij deze wet hoort ook een formule: F = m x a. F staat voor kracht (van het Engelse Force), m staat voor massa (niet te verwarren met gewicht) en a voor de versnelling.
De grootste variatie in de sterkte van de zwaartekracht ligt tussen het Andesgebergte en de Noordpool. Als je op de berg Huascarán in de westelijke Andes staat, trekt de aarde het minst hard aan je. Op de Noordpool weeg je juist het meest.
Trek de beginsnelheid af van de eindsnelheid.Deel het verschil door de tijd.Deel de resultante door de versnelling door de zwaartekracht, 9,81 m/s² , om de g-krachtwaarde te verkrijgen.
We weten dat 1 kg gelijk is aan 9,81 N, dus 1 N = 0,102 kg .
We hebben dus de formule kracht F = massa m keer versnelling a.
De kracht die dingen 'naar beneden trekt' noemen we de zwaartekracht. We worden voortdurend door de zwaartekracht van de aarde aangetrokken. Daarom blijven we altijd met onze voeten op de grond.
Maar omdat de aarde geen perfecte ronding heeft, is de zwaartekracht niet overal gelijk. Zo zijn de polen wat meer afgeplat dan de rest van de aardbol. Je bevindt je daar dus iets dichter bij het centrum van de aarde en bent meer vatbaar voor de zwaartekracht.
Hij bedenkt de wet van de zwaartekracht en beweging, en geeft daarmee een verklaring voor beweging en krachten die niet alleen op aarde, maar ook daarbuiten van toepassing zijn. Voor zijn werk wordt hij zelfs geridderd tot Sir Isaac Newton.
De zwaartekrachtversnelling is 9,81 m/sec². V = gt is de vergelijking die wordt gebruikt om de snelheid tijdens een vrije val te berekenen. In deze vergelijking is V de valsnelheid in meters per seconde, g is de zwaartekrachtversnelling in meters per seconde kwadraat en t is de valtijd in seconden.
De sterkste zwaartekracht aarde bevindt zich rond Bolivia en de noordelijke Andes , waar de relatieve zwaartekracht ongeveer 50 milligals extra bedraagt. Hier bent u ongeveer 1/19613e zwaarder dan bij 1 standaard zwaartekracht. Objecten zijn ook iets zwaarder rond de polen en rond de breuklijnen van de Stille Oceaan.
De maan is veel kleiner dan de aarde, en heeft daardoor een geringere zwaartekracht. Op de maan weegt alles zes keer zo weinig als op aarde. Voorwerpen vallen er zes keer zo langzaam, en je kunt met dezelfde spierkracht zes keer zo hoog springen.
Water is een massa. De Aarde een heel veel grotere massa.Massa's trekken elkaar aan.Dus water en aarde trekken elkaar aan en "plakken" op elkaar.
De krachtvergelijking is F = ma waarbij F de kracht is, m de massa en a de versnelling. Met andere woorden, kracht is gelijk aan massa maal versnelling.
De normaalkracht en het gewicht uitgeoefend op het voorwerp zijn even groot, maar ze zijn tegengesteld aan elkaar.
Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de gelijkheid m/s² = N/kg. Iemand met een massa van 100 kg heeft in rust een gewicht van 100 kg × 9,81 N/kg = 981 N. Staat hij in een lift die met 2 m/s² omhoog versneld wordt, dan is het gewicht 100 × (9,81 + 2) = 1181 N.
Duwen en trekken De toegelaten trek- en duwkracht van een mens die met het gehele lichaam trekt of duwt is bij incidenteel trekken of duwen met twee handen maximaal 30 kg of 300 Newton. Bij regelmatig trekken en duwen met twee handen ligt de grens op 20 kg of 200 Newton.
Alleen de newton maakt onderdeel uit van dat SI-stelsel. Een kilogramkracht kan als volgt worden omgerekend naar de SI-eenheid newton: 1 kgf = 1000 gf = 9,80665 N.