De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Van procent naar breuk
Hiervoor geldt: procenten x 1/100 = een breuk. Stel dat 1% een honderdste deel is (1/100), dan zou 30% dus 30×1/100 zijn = 30/100. Om deze breuk te vereenvoudigen kan je kind de teller en de noemer delen door hetzelfde getal.
50 % = 50 × 1/100 = 50/100 = 1/2 deel.
Je ziet dat 60⁄100 gelijk is aan 3⁄5 . Als je de breuk hebt vereenvoudigd, dan heb je de uitkomst van de som. In dit geval is 0,60 gelijk aan de breuk3⁄5 .
70% is gelijk aan 7⁄10 .
Relatie breuken en procent
Het aantal procenten (percentage) geeft eveneens de verhouding aan tussen twee getallen, oftwel het percentage (het deel) t.o.v. 100% (het geheel). Je kunt een percentage dus altijd als breuk herschrijven met als teller het percentage (het deel) en als noemer 100 (het geheel).
Hoe gebruik je breuken? Bij een breuk bereken je eerst alles boven de deelstreep, vervolgens alles onder de deelstreep en dáárna deel je het pas door elkaar. Als geheugensteuntje kun je doen alsof alles zowel boven als onder de deelstreep tussen haakjes staat.
Omrekenen van breuk naar percentage
= 3 : 4 = 0,75. Als je dat keer 100 doet, dan kom je uit op 0,75 x 100 = 75. hoort is dus 75%.
Procenten, breuken en decimale getallen
Bijvoorbeeld 0,1 is gelijk aan 10%, 0,65 is gelijk aan 65%.
Stel dat je bijvoorbeeld €50 af dient te rekenen in een restaurant, waar jullie samen gegeten hebben. Je kunt dan de procenten berekenen door dit getal te delen door 100 en dit vervolgens te vermenigvuldigen met bijvoorbeeld 10%. Je krijgt dan de berekening 50 / 100, waar 0,5 uitkomt.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn.
Zo'n 100e deel heet een procent, aangeduid met %. De helft, 1/2, is dus 50%. Een kwart, 1/4, is dus hetzelfde als 25%. Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%.
Een percentage van een getal berekenen is heel eenvoudig. Je rekent eerst 1 procent uit van het getal.Je doet dit door het getal te delen door 100.Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst met het percentage.
Sommige breuken kom je vaak tegen, waardoor je de samenhang tussen deze breuken en de bijbehorende procenten en kommagetallen al snel uit je hoofd kent. ⁄4 is een veelvoorkomende breuk, die gelijk is aan het kommagetal 0,25. Als je dit weet kun je ook uitrekenen welk kommagetal gelijk is aan 3⁄4 .
15% is 15 x [1/100] deel. Dat is 15 x € 0,30 = € 4,50.
Omrekenen van procenten
1% = 1/100 = 1 : 100 = 0,01.
Wat zijn procenten
Dus 5 procent is hetzelfde als 5%, 0.05, 5/100 of vijf honderdsten. Zo eenvoudig is het!
Met een zakrekenmachine druk je eenvoudig in plaats van de breukstreep (de deler) gewoon de 'gedeeld door' knop in, omdat 1/2 = een half, en één delen door 2 is ook een half. Op grafische rekenmachines zit er (bijna) altijd een aparte knop op waarmee je breuken kan invoegen.
Hoe bereken je procenten? Je kunt procenten berekenen door eerst 1% uit te rekenen.Je deelt dan het getal door 100.Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst met het percentage dat je wilt weten.
In de wiskunde is een percentage een gedeelte van 100. Bijvoorbeeld, voor de verhouding tussen het getal 5 en het getal 20 (berekend als 5 gedeeld door 20) kunnen we zeggen 0,4 of 40%.