Bakken is een kooktechniek waarbij men het voedsel in een pan of koekenpan laat garen en bruin worden. Om aanbranden te voorkomen wordt in de pan boter, olie, vloeibare margarine of ander vet gedaan.
bakken werkw. Uitspraak: [ˈbɑkə(n)] Vervoegingen: bakte (verl. tijd enkelv.)
Braden is het proces waarbij een product - veelal vlees, gevogelte maar ook wel aardappelen, vis en schaaldieren - een juiste gaarheid en een krokante baklaag krijgt, door de zogenaamde maillardreactie.
Frituurpan vullen met slaolie of archide-olie. Vis moet zwemmen! In de frituurpan niet meer dan 3 of 4 tongetjes tegelijk bakken, anders gaan ze aan elkaar plakken. Na 3 minuten gaan de tongetjes drijven en dan zijn ze klaar.
bakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
Bij het bakken komt de temperatuur van de pan tussen de 200 en 250 graden Celsius, maar het kan voorkomen dat de pan heter wordt, zeker als deze op de warmtebron blijft staan na gebruik (als je het gas vergeet uit te zetten), de pan zal dan ook verbranden en gaan stinken, vogels kunnen doodgaan aan de gassen die ...
Bakken is het bereiden van vlees, aardappelen of een ander product in een open pan op hoog vuur in hete margarine, olie of (bak) boter. Braden doe je met vlees dat een langere tijd nodig heeft om gaar te worden.
Olie of boter
Je kunt dus het beste bakken in olie die goed tegen hitte kan. Neem neutrale olie als zonnebloemolie, arachide-olie of geraffineerde olijfolie, die de smaak van de vis niet overheerst.
Bakken is een kooktechniek waarbij men het voedsel in een pan of koekenpan laat garen en bruin worden. Om aanbranden te voorkomen wordt in de pan boter, olie, vloeibare margarine of ander vet gedaan. Als vetvrij alternatief kan een teflon vel gebruikt worden; er hoeft dan geen vet toegevoegd te worden.
Koken (voedselverhitting), het verhitten van voedsel om een maaltijd te bereiden: kookkunst. voedselbereiding.
Kijk maar eens naar 'bakken'. Aan het voltooid deelwoord 'gebakken' kun je zien dat 'bakken' oorspronkelijk een sterk werkwoord was. Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord immers op -d of -t. En toch is de verleden tijd van 'bakken' zwak: 'bakte'.
Vlug aanfruiten tot mooi gouden kleur. Rissolage; het aanfruiten, het kleuren; de kleur zelf.
- Braden: het gaar maken van spijzen in een beetje vet in een afgesloten verhitte ruimte. Dat kan zijn in een braadslee in de oven, of in een gesloten braadpan. Grillen of grilleren is het bruinen en garen van producten op een open rooster of op een plaat met ribbels.
Frituren versus bakken
In de volksmond worden deze twee technieken weleens door elkaar gehaald, toch is er een wezenlijk verschil tussen bakken en frituren. Bakken doe je in een kleine hoeveelheid vet of olie, terwijl bij het frituren het voedsel helemaal ondergedompeld is in hete olie.
Is grillen gezond? Grillen is gezonder dan frituren, braden of bakken, omdat je weinig tot geen olie gebruikt. Vooral in een grillpan met een keramische antiaanbaklaag is het gebruik van olie, marinade of boter overbodig.
Aardappels, groente en vlees zitten vol voedingsstoffen zoals vitamines en mineralen. Maar die komen pas vrij als je ze verhit. Bovendien bevat rauw vlees bacteriën waarvan je ziek kunt worden. Eerst even bakken dus!
In de pan: Je kunt vlees gemakkelijk zonder olie bakken op een bakplaat of een normale pan met antiaanbaklaag. De natuurlijke vetten van het vlees zijn voldoende om het te laten garen, maar als je iets wilt toevoegen om het op weg te helpen, probeer dan een scheutje bruisend mineraalwater.
Koken en bakken doe je met boter of olie. Er zijn genoeg keuzes; olijfolie, kokosvet, zonnebloemolie, roomboter, en nog veel meer. Maar hoe bak je het gezondst? Volgens hoogleraar Levensmiddelentechnologie Tiny van Boekel (Wageningen University & Research) kun je het best met olie bakken en braden.
Vroeger behoorde bakken tot de sterke werkwoorden: de verleden tijd luidde biek, het verleden deelwoord gebakken. Nu is de verleden tijd bakte, maar het deelwoord is gebakken gebleven, behalve in één bijzondere betekenis.
Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens… achter te zetten.
Bijwoord. ▸ Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden?