Een uiteenzetting is een objectieve informatieve tekst, die tot doel heeft om de lezer over een bepaald onderwerp te informeren en daarbij uitleg te verschaffen. Net als iedere tekst is een uiteenzetting opgebouwd uit een inleiding, middenstuk en slot.
De uiteenzetting
Het is een objectieve tekst waarmee je feiten en uitleg geeft over een onderwerp. In een uiteenzetting geef je niet je mening. Je geeft feiten die waar en controleerbaar zijn. Meningen van anderen breng je neutraal, zonder je eigen mening erover te geven.
Een uiteenzetting bestaat steevast uit drie delen: de inleiding, de kern en het slot. Als je je aan deze opbouw houdt, wordt je stuk voor iedereen duidelijker, omdat de lezer weet waar hij aan toe is.
Een uiteenzettende tekst
In een uiteenzetting legt de schrijver iets uit op een neutrale manier. Net zoals bij informatieve en instructieve teksten komen meningen niet voor in uiteenzettingen. Een uiteenzetting lijkt best veel op een informatieve tekst.
Bij een beschouwing geeft de schrijver voor- en tegenargumenten bij een stelling of onderwerp, en uiteindelijk geeft hij zijn eigen mening. Deze mening kan weliswaar de mening van de lezer beïnvloeden, maar de beschouwing laat ook ruimte voor de lezer om een eigen afwijkende mening te vormen.
A: Uiteenzetting: op een neutrale manier wordt een probleem beschreven. B: Betoog: de schrijver wil de lezer overtuigen van de onduidelijkheid in werken met tekstsoorten. C: Beschouwing: de schrijver belicht het onderwerp van verschillende kanten en wil de lezer tot nadenken stemmen.
De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
Het schrijfdoel is wat de schrijver wil bereiken met de tekst. Het doel van een nieuwsbericht zal zijn om de lezer te informeren over een bepaalde situatie, terwijl het doel van een reclametekst is om de lezer te activeren. De schrijver wil dan bijvoorbeeld dat de lezer een product koopt.
Een uiteenzetting is doorgaans objectief, maar kan ook subjectieve elementen bevatten, bijvoorbeeld als bepaalde feiten niet worden vermeld. Een beschouwing opinieert. Dat gaat via meningen, zoals in een opiniestuk.
In een uiteenzetting noem je in de inleiding duidelijk het onderwerp van de tekst. Omdat je de lezer wil informeren, zul je het onderwerp ondubbelzinnig en duidelijk moeten maken. 'Een computer uit de Aspire-lijn' is een voorbeeld hoe het niet moet.
Bij een uiteenzetting zijn zes verschillende structuren. Vraag-antwoord structuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.
Een betoog is bedoeld om de lezer van je mening te overtuigen, daar kun je gerust in de ik-vorm schrijven. Verschil betoog - essay: een betoog is stelliger (je neemt een standpunt in en daarvoor geef je argumenten) en een essay onderzoekender, uitproberender. In beide vormen kun je de ik-vorm gebruiken.
Hierin geef je kenmerken en voorbeelden, oorzaken en effecten van het verschijnsel. Bij beide structuren hoort een ander slot. Bij een voor- en nadeel structuur geef je een afweging van de voor- en nadelen. Bij een verklaringsstructuur geef je een samenvatting en een toekomstverwachting.
Bij een beschouwing is het belangrijk dat je de goede en slechte kanten van het onderwerp goed belicht. Denk er goed aan dat je eigen mening niet te nadrukkelijk aanwezig is. Je mag natuurlijk wel noemen wat je zelf over het onderwerp vindt, maar dit moet de lezer niet beïnvloeden bij het maken van zijn eigen mening.
We maken onderscheid tussen vijf verschillende tekstdoelen: informeren, opiniëren, overtuigen, activeren en amuseren.
Als je een tekst gaat schrijven, doe je dat vaak met een doel. Er worden vaak vier tekstdoelen onderscheiden: amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren. Je spreekt van amuseren als een tekst de lezers wil vermaken.
Dus de eerste 500 woorden zou je zeggen, dat duurt dan toch een uur? Tussen de 400 en 600 per uur gemiddeld, dus een uurtje. Maar die vlieger gaat niet helemaal op. Want die eerste 500 woorden zijn met kop en schouders de makkelijkste.
Wanneer de schrijver tot doel heeft je te vermaken, zal hij of zij met een grappig of spannend verhaal komen in de vorm van een boek (roman), een kortverhaal, een gedicht of een strip. Deze soorten teksten zijn vaak op één manier te begrijpen, namelijk de wijze waarop de schrijver wil dat je het verhaal leest.
Een tekst heeft bepaalde kenmerken: een inhoud (thema), een vorm (taalgebruik en structuur) en een bedoeling (doel). Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zíjn mening overneemt. Activeren: De lezer moet iets gaan doen. Amuseren: Hij wil dat de lezer geniet van zijn tekst.
Als de tekst je ook iets wil leren, spreken we van een uiteenzetting. De eigen mening van de schrijver zal hierbij geen rol spelen. Een speciale vorm van informeren is beschouwen/opiniëren. In een beschouwing wordt een onderwerp op verschillende manieren bekeken.
De hoofdgedachte van een activerende tekst is ook een mening. Als een schrijver zijn lezers wil overhalen om iets te doen, zal hij eerst moeten overtuigen. Ook activerende teksten bevatten dus argumenten. Verder herken je activerende teksten vaak aan het taalgebruik: de gebiedende wijs komt er vaak in voor.