Cognitieve competentie Een schatting van de efficiëntie waarmee informatie wordt verwerkt bij leren, problemen oplossen en hogere-orde redenering.
In de WISC-V-NL zijn er zeven geschaalde processcores te bepalen bij drie subtests: Blokpatronen, Cijferreeksen en Figuur Zoeken. Deze scores zijn ontworpen om gedetailleerdere informatie te verkrijgen over de cognitieve processen die hebben bijgedragen aan de subtestprestatie van het kind.
Gq: kwantitatieve kennis is het redeneren met rekenkundige informatie. Er is een sterk verband met het fluïde redeneren en wordt daarom vaak samengenomen met Gf. Gc: gekristalliseerde intelligentie omvat de breedte en diepte van iemands verworven kennis binnen een cultuur en het kunnen toepassen van die kennis.
Deze subtest is ontworpen om mentale, niet-motorische constructievaardigheid te meten, waarbij visueel en ruimtelijk redeneren nodig is en mentale rotatie, visueel werkgeheugen, begrip van deel-geheel relaties en het vermogen om abstracte visuele stimuli te analyseren en te combineren.
lager dan 80 LWOO of praktijkonderwijs 80 t/m 90 vmbo bbl of vmbo bbl/kbl 90 t/m 100 vmbo kbl of vmbo kbl/tl 100 t/m 105 vmbo-tl of vmbo-tl/havo 105 t/m 110 vmbo tl/havo 110 t/m 115 havo vanaf 115 havo/vwo vanaf 130 vwo (gymnasium, TTO etc.)
Dit verwijst naar de mogelijkheid om automatisch informatie te verwerken, wat betekent het snel verwerken van informatie zonder dit bewust te doen. Hoe hoger de verwerkingssnelheid, hoe efficiënter u aan het denken en leren bent.
Trage 'verwerkingssnelheid' wordt veelal gedefinieerd als een langzamere tijd die het een kind kost om informatie waar te nemen, te verwerken en op te reageren. Het wordt als een basale maat beschouwd die onderliggend is aan complexere cognitieve processen.
Problemen met de verwerkingssnelheid moeten worden vastgesteld door een professional (zoals een orthopedagoog) aan de hand van psychologisch onderzoek. Met bijvoorbeeld een intelligentietest kan de verwerkingssnelheid gemeten worden. Uit het onderzoek kan dan ook blijken of er sprake is van een onderliggend probleem.
Een verwerkingssnelheid wordt gemeten door het aanbieden van symbolen. Onder tijdsdruk moet een kind zoveel mogelijk symbolen overtekenen of beoordelen.
De afname van de test duurt 2 tot 2,5 uur.
Een IQ-test meet iemands cognitieve vermogen en geeft een score die inzicht geeft in iemands capaciteiten en potentieel. Deze test bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder: ruimtelijk inzicht, kortetermijngeheugen, wiskundig vermogen en analytisch denken.
Een IQ staat niet voor het leven vast en heeft meestal een geldigheidsduur van 1-2 jaar. Intelligentie kan ook binnen bepaalde marges ontwikkelen als een kind gestimuleerd wordt. Daarnaast is het goed om te weten dat er verschillende methoden voor analyse van de WISC- III bestaan.
Er wordt gekeken tot welk niveau een kind mee kan komen en wanneer het te moeilijk wordt. de WISC-V-NL heeft een Totaal IQ (gebaseerd op de scores van 7 subtests) 5 primaire indexen (allen gebaseerd op de scores van twee subtests) en een aantal secundaire indexen.
De training is bedoeld voor (beginnend) psychologen, orthopedagogen en psychodiagnostisch werkenden. Bovenstaande accreditatie geldt ook voor psychologen en pedagogen die bij SKJ zijn geregistreerd en voor herregistratie van Jeugdzorgwerkers SKJ.
De WISC-V omvat 14 subtests, die ingedeeld worden in 5 primaire indexen en 5 aanvullende indexen. Deze verschillende subtesten spreken elk een ander intellectueel gebied aan en worden om de aandacht van uw kind tijdens de testafname zo goed mogelijk vast te houden, afwisselend aangeboden.
Een gemiddeld intelligentieniveau ligt tussen de 90 en 110. Bij een IQ tot 120 spreekt men van een bovengemiddeld intelligentieniveau en bij een IQ tot 130, spreekt men van een begaafd intelligentieniveau. Een hoogbegaafd kind heeft een IQ dat hoger is dan 130.
Heeft een kind moeite met concentreren, met het uitvoeren van complexere taken, dan kan er sprake zijn van een zwak werkgeheugen. Het kost deze kinderen veel inspanning om meer dan twee dingen tegelijk te doen. Lange zinnen kunnen ze maar moeilijk onthouden. Ontzettend vervelend voor kinderen.
Performale intelligentie of het performaal iq geeft aan hoe groot het handelend vermogen van de persoon is. Hieronder valt bijvoorbeeld ruimtelijk inzicht, het plannen en de fijne motoriek.
Het werkgeheugen is namelijk een belangrijk onderdeel van je IQ. Het werkgeheugen is de vaardigheid om informatie in het geheugen te houden bij het uitvoeren van complexe taken.
Een kind met ADD in de klas valt meestal niet zo snel op. Ze vertonen gedrag dat je ook bij andere kinderen ziet, zoals dagdromen of een korte aandachtsspanne. Als je regelmatig in het rapport ziet staan dat het kind moeite heeft met concentreren, dan zou het kunnen dat het kind ADD heeft.
Het mooie is dat meerdere onderzoeken laten zien dat je je werkgeheugen kunt trainen. Er zijn bewijzen dat het trainen van je werkgeheugen voor veranderingen in de frontale en pariëtale hersenschors en de basale ganglia zorgt en dat er ook veranderingen optreden in de gevoeligheid voor dopamine in de hersenen.
Performale intelligentie heeft te maken met het oplossen van problemen en het praktisch denken. Hieronder valt ook het ruimtelijk inzicht, het plannen en de fijne motoriek. Het verbaal IQ, daarentegen, zegt iets over het denken in woorden en het verbale geheugen.
Executieve functies stellen ons in staat om taken goed uit te voeren. Het zijn vaardigheden zoals: doelen stellen, plannen, organiseren, prioriteiten stellen, enz. Verwerkingssnelheid is geen ander woord voor executieve functies, maar het is een belangrijke executieve functievaardigheid.