Remmen op de motor is in feite het afremmen van de auto door het gaspedaal los te laten en terug te schakelen in de versnelling, in plaats van de voetrem te gebruiken. In technische termen komt het erop neer dat de vertragende krachten in de motor worden gebruikt om de snelheid waarmee de wielen draaien te verlagen.
Als je goed en veilig wil motorrijden is een goede remtechniek op de motor onmisbaar. Om je rem zo goed mogelijk te gebruiken is van belang om snel remkracht op te bouwen. Hierdoor kun je de vertraging die nodig is zo vroeg mogelijk inzetten. Zo win je veel kostbare meters tot een (gevaarlijke) situatie.
Remmen op de motor
Remmen op de 'verkeerde' manier is minder soepel, minder comfortabel en zorgt voor overmatige slijtage van je remsysteem. Bovendien kan een incorrecte remtechniek gevaarlijk zijn.
Voordat je gaat terugschakelen begin je altijd eerst met snelheid aanpassen, dus gas los laten (de auto gaat afremmen op de motor), daarna remmen met het rempedaal (remsysteem) en als laatste moet je het koppelingspedaal intrappen om te kunnen terugschakelen naar een lagere versnelling.
Remmen in de juiste versnelling
Laat het gaspedaal los, druk de rempedaal zachtjes in, ontkoppel en schakel terug naar een lagere versnelling: van vijfde naar vierde bij 80 km/u, van vierde naar derde bij 60 km/u, van 3de naar tweede bij 40 km/u en van twee naar eerste als je minder dan 20 km/u rijdt.
Met de meeste motoren bedien je de voorrem met de hand en de achterrem met de voet. Door de dynamische aslastverplaatsing wordt de voorrem de belangrijkste rem. Dynamische aslastverplaatsing betekent dat het gewicht van de motor op het voorwiel wordt gedrukt als je remt.
Om hellingen te beklimmen, moet je auto toeren maken en dit doe je in een lage versnelling. Merk je dat de auto kracht verliest tijdens het klimmen, schakel dan terug naar een lagere versnelling en geef gas.
Om de vaart eruit te halen kunt u steeds een versnelling terugschakelen. Bij het afremmen op de motor verbruikt deze geen brandstof. In vrij zetten en laten uitrollen krijgt niet de voorkeur. Door de auto in de versnelling te houden kun je altijd meteen anticiperen op een actuele, soms ook gevaarlijke situatie.
Remmen doe je met een automaat net zoals met een traditionele versnellingsbak. Je haalt je rechtervoet van het gaspedaal en drukt er vervolgens het rempedaal zachtjes mee in (of stevig voor een noodstop).
Indien het motortoerental terugvalt naar circa 1000 a 1200 toeren dan moet je terugschakelen.
Sommige mensen zijn bang dat remmen op de motor schade toebrengt aan je motor. Het korte antwoord is: nee. Het lange antwoord kan gegeven worden door mogelijke problemen te ontkrachten die het tot zijn gevolg zou hebben.
Tanken terwijl de motor draait
Statische elektriciteit die wordt gegenereerd wanneer de motor draait, kan brandstofdampen doen ontbranden. Niet voor niets hebben de meeste tankstations een bord met de tekst 'Motor uit'.
Omdat de motor bij stationair draaien niet op zijn optimale temperatuur werkt, wordt de brandstof slechts gedeeltelijk verbrand, waardoor zich brandstofresten op de cilinderwanden ophopen.
Gebruik je remmen om te remmen of rem af op de motor. Zet de versnelling dus niet in zijn vrij, want dan gebruikt je auto benzine om de motor draaiende te houden. Door gewoon je remmen te gebruiken of op de motor af te remmen, verbruikt de motor dus eigenlijk geen brandstof.
Antwoord van Jos. U vraagt of het technisch kwaad kan om éérst de koppeling in te trappen en pas daarna te gaan remmen. Voor motor, koppeling of remmen is dat technisch géén probleem maar niet zoals we het bij onze rijopleiding geleerd hebben.
Het risico, per afgelegde kilometer, om bij een verkeersongeval te overlijden, is 25 maal zo groot voor motorrijders als voor inzittenden van personenauto's; het risico om in het ziekenhuis te belanden 20 maal. Dat schrijft de SWOV in een nieuwe Factsheet over de veiligheid van motorrijders.
Met een automaat op vakantie
Rijd je met een automaat over bergpassen? Zet hem dan in zijn 1 of 2, dat zijn aparte bergversnellingen. Als je dit niet doet, dus de auto dus in zijn D (=Drive) laat staan, schakelt hij te snel op bij het oprijden van de berg en remt hij niet af op de motor bij het afdalen van een berg.
Rijd bergaf in dezelfde versnelling als omhoog. Zo remt de auto af op de motor en dat voorkomt schade aan de remmen. Ga je in een te hoge versnelling de berg af, dan moet je continu bij remmen. Hierdoor gaan de remmen stinken, worden ze bloedheet en kunnen ze hun remkracht verliezen.
Tegenwoordig liggen de verbruikscijfers namelijk steeds dichter bij elkaar. In een automaat rijden de meeste mensen een stuk ontspannener dan in een handgeschakelde huurauto. Zo kan een automaat bijvoorbeeld niet afslaan, omdat je geen koppeling gebruikt.
Rijdt u 50 km/u in de vijfde versnelling of in de tweede versnelling? Hiermee kunt u namelijk zo'n 50% brandstof besparen. Schakel daarom altijd naar de hoogst mogelijke versnelling. Let er wel op dat té vroeg schakelen de motor kan vervuilen of zelfs beschadigen.
Veel mensen schakelen bij het afremmen zelfs gedachteloos van de vierde naar de tweede versnelling, zonder de derde te gebruiken. Omgekeerd gaan sommigen van de derde naar de vijfde versnelling als ze meer snelheid willen maken. Maar dat overslaan van versnellingen levert de nodige risico's op.
Wie een handmatig geschakelde auto rijdt, vindt het doorgaans fijn om tijdens het schakelen zijn hand te laten rusten op het pookje. Lijkt onschuldig, maar het blijkt dat deze gewoonte spanning kan veroorzaken in de tandwielen van de transmissie, waardoor deze eerder aan vervanging toe is.
Bij benzine- en dieselauto's kunt u het best tussen de 2000 en 2500 toeren doorschakelen. Zolang de auto soepel rijdt, is dit niet slecht voor zowel de motor als de aandrijflijn. Zo kunt u best 80 km per uur rijden in de vijfde versnelling.
Rijd in een lage versnelling
Toch is de vuistregel dat je de berg in een lage versnelling gaat beklimmen (dus in een hoog toerental). Als je het gaspedaal intrapt, moet de auto gemakkelijk kunnen versnellen. Als dit niet het geval is, dan moet je terugschakelen.
Stap twee hellingproef (zonder handrem)
Houdt het rempedaal goed ingedrukt en zet de versnellingspook in de eerste versnelling. Laat vervolgens het koppelingspedaal opkomen tot het aangrijpingspunt. Dit is het punt waarop de koppelingsplaten elkaar raken en de auto wilt gaan rijden.