Delen door 1/2 betekent vragen "Hoe vaak past 1/2 in je getal?". Dat is 2x het getal. Met andere breuken werkt het net zo. Delen door 2/3 is hetzelfde als vermenigvuldigen met 3/2.
De verhouding 2 : 3 komt overeen met een breuk van 2/3. Dit geeft 0,6666... en afgerond is dat 0,667 op drie decimalen nauwkeurig. In procenten is dat 66,7%.
Wanneer iets 1/3deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.) Dit is logisch, aangezien een 'geheel' steeds 100 % is. 1/3 daarvan is 33,33...
dan geeft de teller het aantal procent weer; 40⁄100 is gelijk aan 40%. Heb je van de breuk een kommagetal gemaakt, dan kun je het vermenigvuldigen met 100; 0,4 x 100% = 40%. De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Een kwart, 1/4, is dus hetzelfde als 25%. Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%.
Je kunt alle getallen door elkaar delen. In sommige gevallen is de uitkomst een geheel getal, en in andere gevallen zul je een rest of breuk overhouden. De uitkomst van 14 / 7 is 2 (een geheel getal), maar als je 17 deelt door 7 houdt je een breuk over, namelijk 17 / 7 = 2 3/7.
Selecteer de ⅔ uit het `Speciale tekens` venster. (alt⌥ + cmd⌘ + T) Bij MS-Word kan het via `Insert → Symbol → Advanced Symbol` of `Invoegen → Symbolen → Meer symbolen`.
De teller en de noemer van een breuk worden los van elkaar geschreven.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.
Twee breuken op elkaar delen is hetzelfde als de eerste breuk met het omgekeerde van de tweede breuk te vermenigvuldigen. De eerste stap is daarom om het omgekeerde van de tweede breuk te bepalen (waarbij de teller en de noemer van plaats gewisseld zijn). Daarna vermenigvuldig je de twee tellers.
Bij een breuk bereken je eerst alles boven de deelstreep, vervolgens alles onder de deelstreep en dáárna deel je het pas door elkaar. Als geheugensteuntje kun je doen alsof alles zowel boven als onder de deelstreep tussen haakjes staat. Als je een breuk tegenkomt, wil je die zo ver mogelijk vereenvoudigen.
3/4 deel = 0,75 × 100 % = 75 %
Als iets op schaal getekend is, geeft de schaal de verhouding aan tussen de tekening en de werkelijkheid. Bij een schaal van 1:100 is een centimeter op de kaart 100 cm in werkelijkheid. Maar ook is bij een schaal van 1:100 een millimeter op de kaart 100 mm in werkelijkheid.
Om nu te weten hoeveel procent je hebt, moet je al je punten optellen en dan delen door de som van de maximale punten. Dit moet je dan maal 100 doen, om het procent te hebben.
De correcte schrijfwijze is twee derde.
Als je 1/3 door 2 deelt, dan krijg je een stuk dat 6 keer in de hele taart past. 1/3 : 2 is dus 1/6.
Alle flesjes zijn nog voor tweederde vol. Alle flesjes zijn nog voor twee derde vol. Voor dit besluit is een viervijfde meerderheid vereist. Voor dit besluit is een vier vijfde meerderheid vereist.
(alt⌥ + cmd⌘ + T) Bij MS-Word kan het via `Insert → Symbol → Advanced Symbol` of `Invoegen → Symbolen → Meer symbolen`.
De teller en de noemer van een breuk worden los van elkaar geschreven: /3: een derde.
Ga naar Symbool > invoegen. Kies een symbool of kies Meer symbolen. Scroll omhoog of omlaag naar het symbool dat u wilt invoegen. Verschillende lettertypesets bevatten vaak verschillende symbolen en de meest gebruikte symbolen zijn samengebracht in de lettertypeset Segoe UI Symbol.
Een getal is deelbaar door 3 als de som der cijfers deelbaar is door 3. Een getal is deelbaar door 4 als de laatste twee cijfers nullen zijn of een getal vormen dat deelbaar is door 4. Een getal is deelbaar door 5 als het laatste cijfer gelijk is aan 0 of 5.
Als je de helft van een getal wil uitrekenen, deel je dit getal door twee.