[wortel_64] = 8. [wortel_81] = 9. [wortel_100] = 10.
De vierkantswortel van een getal is dat je een getal met zichzelf moet vermenigvuldigen om het oorspronkelijke getal te krijgen. Bijvoorbeeld: de wortel van 16 is 4 want 4x4=16, de wortel van 64 is 8 want 8x8=64, de wortel van 100 is 10 want 10x10=100.
Voor vierkantswortels wordt sqrt gebruikt. sqrt is een afkorting van het Engelse square root, ofwel vierkantswortel. Voor hogeremachtswortels wordt root gebruikt, het Engelse woord voor wortel. root wordt gevolgd door een underscore en de macht.
Dit is gewoon gelijk aan 10. De vierkantswortel van 100 is dus 10.
√5 uitgedrukt in verschillende getalstelsels
Een goede benadering van √5 is 161/72 ≈ 2,23611, met een verschil met de exacte waarde van minder dan 1/10.000, ongeveer 4,3 x 10−5, ondanks de kleine noemer van maar 72.
Bij het kwadrateren, vermenigvuldig je een getal met zichzelf. Worteltrekken is de omgekeerde ofwel de tegengestelde bewerking van kwadrateren. Zo is 32 = 9 en √9 = 3.
Wortel 3 is het positieve reële getal dat vermenigvuldigd met zichzelf het getal 3 oplevert. Het heeft een waarde van ongeveer 1,73205 en wordt wel de hoofdwaarde van wortel 3 genoemd, om verwarring te voorkomen met het negatieve getal (ongeveer -1,73205) dat gekwadrateerd ook 3 geeft.
√16 = 4. Want: 4 x 4 = 16. √81 = 9. Want: 9 x 9 = 81.
Bepaal het grootste gehele getal n waarvan het kwadraat kleiner is dan of gelijk aan het meest linkse cijfer of getal. Vind het grootste kwadraat dat kleiner is dan of gelijk aan dit getal, en bepaal vervolgens de vierkantswortel van dit kwadraat. Dit getal is n.
Bij worteltrekken zoek je als uitkomst het getal dat in het kwadraat het getal van de opgave is. Worteltrekken is het tegenovergestelde van kwadrateren, net zoals plus het tegenovergestelde van min is en keer het tegenovergestelde van gedeeld door. Een kwadraat is een getal keer zichzelf, bijvoorbeeld 4 2 =16.
De wortel van 144 ligt dus tussen 10 en 15 in. Probeer nu bijvoorbeeld 12 x 12. Dat komt precies uit op 144. Dus: √144 = 12.
Wortels kun je op je rekenmachine benaderen met de worteltoets. Het antwoord is meestal niet precies. benader je door in te toetsen 13. 13 ≈ 3,6 .
Als je de helft van een getal wil uitrekenen, deel je dit getal door twee.
Het nemen van een vierkantswortel van een getal is dan ook het tegenovergestelde van het kwadraat nemen van een getal. Zo is 3 in het kwadraat bijvoorbeeld 9 (32 = 9), dus de vierkantswortel van 9 is 3. In symbolen is dit √9 = 3.
De wortel uit een getal is altijd positief.
Omdat er uit een kwadraat geen negatief getal kan komen, kan een wortel van een negatief getal dus niet bestaan. Als je √(-3) wil uitrekenen dan zoek je het getal dat keer zichzelf -3 oplevert. Maar dat bestaat niet.
Een kwadraat berekenen doe je als volgt: Het kwadraat van 4 = 42 = 4 · 4 = 16.
Machten zijn een vorm van rekensommen die te maken hebben met vermenigvuldigen. Je vermenigvuldigt het getal een aantal keer met zichzelf. Een voorbeeld daarvan is dus dat 5 2 hetzelfde is als 5 x 5 = 25. Het getal 2 wordt hier dan ook wel de exponent genoemd.
Wanneer je een getal vermenigvuldigt met zichzelf omschrijf je dat als het kwadraat van dat getal. Er is een speciale notatie voor kwadraten. De notatie van het kwadraat van 4, bijvoorbeeld, is 42. Voor het kwadrateren van negatieve getallen zijn aparte regels van toepassing.
√2 is een irrationaal getal dat bij benadering gelijk is aan: 1,414 213 562 373 095 048 801 688 724 209 698 078 569 671 875.... (met overstreept repeterend deel) wordt als benadering van √2 gebruikt. Deze benadering is tot en met de vierde decimaal correct.
Het getal π, soms geschreven als pi, is een wiskundige constante, met in decimale notatie de getalswaarde 3,141 592 653... Het getal is de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel.