De lucht die hierdoor in de maag zit, moet eruit. Als de lucht er niet uitkomt met een boertje, kan het later ook krampjes in de buik geven. Lucht in de maag geeft bovendien sneller een vol gevoel, waardoor je baby misschien eerder stopt met drinken terwijl je baby toch eigenlijk nog niet genoeg heeft gedronken.
Mijn baby boert niet, is dit normaal? Het is normaal als je baby niet altijd boert na zijn voeding. Niet iedere baby hoeft te boeren, en niet iedere baby heeft het nodig na iedere voeding. Je kleine boert namelijk alleen als hij (veel) lucht hapt of inslikt tijdens het drinken.
Een baby die vaak oprispingen heeft, heeft minder last als hij of zij 20 tot 30 minuten rechtop gehouden wordt na de voeding. Huilt je baby een tijdje na de voeding nog of blijft hij of zij onrustig, probeer dan opnieuw om hem te laten boeren.
Houd je baby vast en laat hem boeren.
Verplaats je baby langzaam naar je toe, zodat hij niet wakker wordt. Laat het hoofd of de kin van je baby op je schouder rusten en houd met een hand hun billen vast, zodat ze niet wegglijden. Leg je andere hand op de rug en tik dan rustig om het boeren te helpen.
3 goede manieren om je baby te laten boeren:
Houd je kindje vast in een verticale of een voorover liggende houding. Niet schudden of hard kloppen, maar stil houden en zachtjes wrijven over de rug of zachtjes kloppen tegen de luier.
Enkele symptomen die je baby dan zou kunnen hebben zijn: Frequent teruggeven, vaak met pijn. Kokhalzen, verslikken/stikken, hoesten, boeren of frequent hikken. Een adem die ruikt (stinkt).
Symptomen van (verborgen) reflux herkennen bij je baby
Kokhalzen. Spugen. Overstrekken (het aanspannen van de rugspieren en het achterover drukken van het hoofdje) Slechte nachtrust.
Houd je baby na het voeden minimaal twintig minuten rechtop. Laat je baby vaker kleine porties eten of drinken. Als je je baby flesvoeding geeft, kun je hem tijdens een voeding iedere drie minuten laten boeren.
Je baby alleen laten huilen kan negatieve invloed hebben op veilige hechting. Veilige hechting in in de eerste maanden van het leven vormt de basis voor een goede en gezonde geestelijke gezondheid in het volwassen leven. Stress kan negatieve invloed hebben op de hechting tussen ouder en kind.
Wakker in bed leggen Het is erg belangrijk dat u uw baby wakker in bed legt. Een baby die daaraan gewend is, kent het bed als een vertrouwde plek waar hij mag slapen. Hij zal zich tevreden in bed laten leggen en zich snel overgeven aan de slaap, nadat hij aangaf moe te zijn.
Dit is heel normaal en kan komen doordat de baby de ene na de andere verkoudheid heeft. Niezen is een natuurlijke reflex om stoffen en vervuiling uit je luchtwegen en neus te verwijderen. Niezen komt veel voor bij baby's en is meestal niets om je zorgen over te maken.
Te snel drinken kan leiden tot krampjes. Bovendien leert je baby niet meer om goed naar zijn/haar eigen verzadigingssignalen te luisteren en kan je baby wellicht minder goed aanvoelen wanneer hij/zij vol zit. Ook kan het zijn dat de zuigbehoefte na zo'n korte voeding nog niet bevredigd is.
Hongersignalen: • Zuigbewegingen • Tong uitsteken • Met tong over lipjes likken • Lipjes tuiten/plooien • Draaien met het hoofdje • Sabbelen op handje/vingers • Na wakker worden uitgebreid gapen • Na wakker worden schoppen met beentjes.
Zodra je baby het 3 minuten volhoudt, kun je gaan uitbreiden naar 5 minuten. Zodra je baby 3 of 4 maanden oud is, is het ideaal als je baby zo'n 20 tot 30 minuten op zijn buikje kan liggen.
Je baby begint met een lichte, actieve slaap die vergelijkbaar is met de REM-slaap van een volwassene. In deze slaapfase slapen baby's oppervlakkig, bewegen ze meer en kunnen ze zelfs geluiden maken die lijken op kreunen, lachen of gillen.
Je kunt je baby een paar minuutjes laten huilen, in de hoop dat de baby zichzelf in slaap 'jengelt', maar als de baby na een paar minuten nog niet slaapt, ga dan naar je baby toe om hem te troosten.
Kinderen die gaan huilen als ze in bed worden gelegd zijn meestal kinderen die niet gewend zijn om uit zichzelf in slaap te vallen. Het kortdurende huilen hoort voor hen bij het gewennen aan het zelf in slaap vallen.
Is het alleen wat gepruttel, dan kun je het even aankijken. Als het echt huilen wordt, probeer je baby dan in bed te troosten met wat aaien en door er naast te zitten. Werkt dat niet en gaat je baby harder huilen? Pak je kind dan op om het te troosten en leg het weer neer als het helemaal gekalmeerd is.
Vaak herken je of je baby overprikkeld is: hij valt moeilijk in slaap of wordt juist van elk geluid wakker. Is schrikachtig, extreem alert of huilerig. Je baby wil gedragen worden, of juist niet: elke aanraking is een prikkel teveel en veroorzaakt een ontroostbare huilbui.
Probeer de laatste avondvoeding voor 22.00 uur te geven. Voedt de baby wanneer hij 's nachts komt, maar maak er geen feestje van, je baby moet leren dat het nacht is en daar kun je hem bij helpen door echt alleen te voeden en niet erna nog te knuffelen, kletsen enzovoort.
Wij adviseren om een jonge baby wakker te maken voor de laatste voeding rond 22:30. Veel ouders kiezen ervoor om deze voeding niet te geven en te wachten tot hun baby zelf komt.
In principe hebben baby's vanaf ongeveer 8 maanden geen nachtvoeding meer nodig, maar sommige baby's kunnen al bij 4 of 5 maanden zonder nachtelijke voeding. Hoewel iedere baby anders is, weten we dat er factoren zijn die invloed hebben op het doorslapen van je kind en op het nodig hebben van een nachtvoeding.
Licht verslikt
Moedig aan om te hoesten. Blijf bij je kindje tot het opnieuw normaal ademt. Raadpleeg je dokter als je kindje hierna toch blijft hoesten, moeilijk kan slikken of aangeeft dat er iets in de keel zit.
De meest opvallende symptomen van het KISS-syndroom bij baby's zijn duidelijke voorkeurshoudingen en een scheve stand van het hoofd. Andere symptomen zijn: Scheef ruggetje. Asymmetrisch bewegen van armen en benen.
Mensen bij wie de slokdarm jarenlang (chronisch) teveel wordt blootgesteld aan zure reflux kunnen een Barret slokdarm ontwikkelen, waarbij de slokdarm deels is bekleed met ander weefsel. Dit geeft een licht verhoogde kans op slokdarmkanker.