Voedsel. Bedoeïenen eten heel eenvoudig. Iedereen eet uit een schaal, alleen met de rechterhand, omdat je met links je poep afveegt. Graan, vlees, brood en dadels worden opgepakt tussen je wijs-en middelvinger en duim.
Historisch gezien hielden de bedoeïenen zich bezig met nomadisch hoeden, landbouw en soms vissen. Ze verdienden ook hun inkomen door goederen en mensen door de woestijn te vervoeren. Door schaarste aan water en permanent weiland moesten ze constant in beweging zijn.
Sjeik = ... 10) Heerser 11) Hoofd van een arabische stam 12) Hoofd van een bedoeïenenstam 13) Hoofdman van de bedoeïnen...
De term bedoeïen zoals die in het Nederlands wordt gebruikt, is afgeleid van het Arabische woord badawi (بَدَوِي). Dit begrip betekent woestijnbewoner of nomade. Het woord is gerelateerd aan het Arabische badw, wat woestijn betekent.
Sedentair heeft ook nog andere betekenissen dan letterlijk 'zittend'. Het kan ook 'een vaste stand- of verblijfplaats hebbend' betekenen (het tegendeel van 'rondtrekkend, nomadisch') en 'honkvast, niet (graag) overal heen reizend'.
Een deel van de Samen is nomadisch. Dit betekent dat zij rondtrekken en geen vaste woonplaats hebben. Deze nomadische Samen hebben kuddes rendieren en leven van de melk, het vlees en de huiden van de rendieren. Ook werden de rendieren gebruikt als vervoersmiddel.
De nomaden reisden met hun vee van weidegrond naar weidegrond. Ze hielden schapen, geiten, paarden en jaks, voornamelijk om de melk, waar ze boter, karnemelk, room, yoghurt, gedroogde yoghurt, gefermenteerde dranken en nog veel meer van maakten.
De allervroegste voorouders van de mens aten waarschijnlijk alleen planten. Net als de planteneters die er vandaag de dag rondlopen hadden ze grote, brede kaken. Dat begon te veranderen toen de eerste oermens met het predikaat homo – homo habilis – ten tonele verscheen.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als kruiden werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
Nomaden hebben geen vaste woonplaats, maar trekken met hun vee van plek naar plek, op zoek naar gras en water. En als het gras op is, trekken de nomaden weer verder. De tenten waarin de nomaden wonen, zijn gemaakt van geitenhaar.
Voorbeelden van hedendaagse nomaden zijn bedoeïenen, Roma, Sinti, Toeareg, woonwagenbewoners, Mongoolse veehouders, Moken (zeenomaden uit Myanmar) en (voor het grootste gedeelte) de Masai.
Vroeger toen alles beter was, aten mensen stukken minder vlees. Veel vlees eten is een typisch teken van welvaart. Lekkers was alleen voor de zondag, zoals vla in plaats van pap en iets lekkers bij de koffie. Brood was basisvoedsel.
De rijkere mensen in de middeleeuwen dronken meer wijn. In vergelijking met bier was wijn duur en dus een luxe drank. Er werd verder ook nog gewoon water en melk gedronken. In de steden werd in die tijd het water uit een gracht gehaald.
Toen aten Nederlanders gemiddeld 39,5 kilo vlees per persoon per jaar, ruim 20 kilo meer dan een halve eeuw ervoor. Sinds 2010 neemt de vleesconsumptie gemiddeld af, al stagneert het wat sinds 2016. Inmiddels noemt meer dan de helft van de Nederlanders zich flexitariër en zeggen steeds meer mensen minder vlees te eten.
Als ontbijt at men vaak bierpap, die werd bereid van bier, oud brood, boter en suiker. Of men at brood met boter en kaas en dronk daarbij een glas bier. Bier werd zeker in het begin van deze achttiende eeuw gedronken bij alle maaltijden en op elk uur van de dag.
Australiërs zijn de grootste vleeseters ter wereld met 111,5 kilo (bruto*) per persoon. Zij worden gevolgd door Nieuw-Zeelanders, Oostenrijkers en Argentijnen. Nederlanders zijn bescheidener en zitten gemiddeld op zo'n 85,50 kg (bruto*) vlees.
Antwoord: Tot de oudste groenten behoren kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen. Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.
Middeleeuws menu: hutspot, klont en pap
De mensen kookten boven open vuur in bijvoorbeeld een ketel. Dat deden ze tot de uitvinding van de kachel (rond 1600). Veel recepten voor die tijd zijn daarom eenpansgerechten als hutspot, potspijs, brij en pap. Met name pap en 'klont' waren dagelijkse kost in elk huishouden.
Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars. Gezonde mensen aten grote hoeveelheden roggebrood en vlees, die met grote hoeveelheden bier naar binnen werden gespoeld, in de middeleeuwen at men om te drinken, en dronk men om te eten.
Over het algemeen aten Europeanen in de middeleeuwen voor ons bekende groenten, zoals komkommer, (kikker)erwten, selder, wortelen, kool, prei, sla, knoflook, uien en kruiden zoals munt, salie, komijn, anijs, peterselie en koriander.
Voor het koken van voedsel maakte men daarom gebruik van verhitte stenen. Onze prehistorische voorouders legden de keien hierbij in het vuur tot deze gloeiend heet waren. Daarna vulden ze een leren zak met water, deden het eten erbij en plaatsten de stenen vervolgens in het water.
Wat aten wij toen? Het eten was destijds goedkoop en simpel. De warme maaltijd bestond voornamelijk uit aardappelen, groente en (een klein beetje) vlees. Gerechten als stamppot, bruine bonensoep, watergruwel, hangop en rijstebrij waren aan de orde van de dag.
De mensen aten vroeger van alles! Gevogelte, vlees, groenten en fruit. Eigenlijk een hele gezonde keuken. Ze aten alles wat er in de natuur voorkwam, zelfs kleine vogeltjes.