Jonge ringslangen eten slakken, wormen en insecten.
Het voedsel bestaat vooral uit amfibieën. In veel mindere mate worden ook andere dieren als vissen, muizen en hagedissen gegeten. Jonge ringslangen eten ook ongewervelden zoals slakken en insecten (Zuiderwijk, 1991).
Hij is niet giftig en bijt zelfs niet als hij gevangen wordt. Om aan belagers te ontkomen kan de ringslang zich schijndood houden.
De prooien worden nooit gewurgd maar levend en in één keer verzwolgen waarbij de kop eerst wordt ingeslikt.
Eten of gegeten worden. De gevlekte ringslang komt voor in moerassen, natte graslanden, laagveengebieden en broekbossen, zowel langs stilstaand als langzaam stromende wateren. Ze is sterk aan water gebonden vanwege haar aquatische levenswijze en wordt zelden ver uit de buurt van een waterbron gesignaleerd.
Het antwoord is snel gevonden: nee, een ringslang is niet gevaarlijk. Hoewel het dier er indrukwekkend uitziet met een lengte van meer dan een meter en groene schubben, zal hij zelfs bij directe bedreiging maar zelden bijten. Het dier is niet giftig en ontzettend schuw.
Door hun grotendeels donkere lichaam warmen ringslangen bijvoorbeeld snel op in de zon. Het hoeft dus niet heet te zijn voor ze. De koude winters overleven de slangen door te overwinteren op vorstvrije plekken. Bijvoorbeeld diep weggekropen in dijken of in verlaten konijnenholen.
Een ringslang is ongevaarlijk en niet giftig voor de mens. Er leven in België drie soorten inheemse slangen: de gewone adder, de gladde slang en de ringslang. De ringslang behoort tot de familie van de waterslangen en kan heel goed zwemmen.
Lichaam Ringslangen hebben een linkerlong die niet of nauwelijks gebruikt wordt. De ademhaling gaat via de rechterlong. Ook hebben ze een flexibel kopskelet, waardoor ze de kaken heel wijd open kunnen doen. Zo kunnen ze grote prooien makkelijk verzwelgen.
De jacht op prooidieren
Hij gaat meestal op zoek naar kleine en langzame vissen. Deze vissen bevinden zich vooral in ondiep water (bron: Linzey & Clifford, 2002). Hiernaast eet het reptiel amfibieën. Dit kunnen zowel salamanders als kikkers en kikkervisjes zijn die zich meestal ook in ondiep water bevinden.
Opgepast voor de adder
De ringslang en gladde slang zijn niet giftig en de ringslang bijt zelfs niet. Als een ringslang gevaar voelt dreigen, kan hij zich schijndood houden.
Adderbeten in Nederland zijn zeldzaam. Sinds 1885 zijn ruim 220 adderbeten geregistreerd en uit aanvullend onderzoek is gebleken dat er dertien dodelijk waren (RAVON 57). Een adderbeet verloopt voor mensen dus zelden dodelijk, maar een beet is niet zonder risico's. Medische hulp moet dus altijd ingeroepen worden.
De zwarte mamba staat bekend als 's werelds dodelijkste slang. Ze wonen in de savanne in het zuiden en oosten van Afrika, en ze zijn een van de snelste slangen ter wereld – ze kunnen snelheden van twintig kilometer per uur halen.
Op tientallen plekken in het land leggen vrijwilligers speciale hopen aan waar de ringslang haar eieren in kan afzetten. Het succes van deze hopen, het aantal uitgekomen eitjes, wordt bijgehouden op Broeihopen.nl.
De adder kan uitstekend zwemmen, waardoor meren en rivieren geen natuurlijke barrières vormen.
Een jonge ringslang die net uit het ei gekropen is heeft een lengte van 15 tot 20 centimeter, als deze ligt te zonnen lijkt het wel een zwarte naaktslak. Vrouwtjes ringslang zijn het grootst tot 125 cm en vrij dik, de mannetjes zijn nooit zo lang en niet zo dik.
Bijen, mieren en sprinkhanen hebben zuurstof nodig om te overleven, maar insecten hebben geen longen. Ze halen adem via piepkleine gaatjes in hun skelet. Bijen, mieren en sprinkhanen hebben zuurstof nodig om te overleven, maar insecten hebben geen longen. Ze halen adem via piepkleine gaatjes in hun skelet.
Op het menu staan vooral gewervelde dieren, zoals amfibieën, muizen, spitsmuizen, jonge konijnen, kleine vogels en vogeleieren. De adder spoort al tongelend holen met jongen op. Ook gebruiken de slangen een zit-en-wachtstrategie, waarbij ze wachten tot een prooi passeert. Adders slikken kleine prooien in één keer door.
In Zweden komen – net als in Nederland – slangen voor, vooral ringslangen en adders. Het grote verschil met Nederland is dat je ze hier ook echt regelmatig tegen het kronkelige lijf loopt!
Zeeslangen moeten vaak duiken om hun prooien buit te maken en ze kunnen ook enige tijd onder water blijven. De meeste soorten leven in relatief ondiepe delen van de zee, zoals langs koraalriffen bij de kust. Enkele soorten kunnen een diepte bereiken van ongeveer 150 meter en houden dit tot twee uur vol.
Het is bekend dat reptielen een winterslaap houden. Dat de verschillende soorten niet allemaal tegelijk weer te voorschijn komen, is veel minder bekend. Inmiddels zijn echter alle slangensoorten wakker. Met heel veel geluk kunt u nu zelfs de zeldzame gladde slang zien!
Waterslangen (Natricinae) zijn een onderfamilie van slangen. Een ringslang (Natrix natrix), exemplaar uit de Veluwe. Een aantal soorten zet geen eieren af, maar brengt de jongen levend ter wereld; ze zijn eierlevendbarend. Bekende soorten zijn de dobbelsteenslang en de ringslang uit het geslacht Natrix.
De adder legt geen eitjes maar is eierlevendbarend: de jongeren komen volledig tot ontwikkeling in het lichaam van de moeder. Een drachtig vrouwtje gaat vaak in de zon liggen om de ontwikkeling van haar jongen te versnellen.