De mannen droegen een tuniek tot boven hun knie, met daaronder een middeleeuwse maillot of beenkappen. Over hun hoofd droegen zij een capuchon, die hun beschermde tegen wind en regen. Vrouwen droegen een lange jurk. De kinderen droegen dezelfde kleding als hun ouders.
Op de schilderijen zien we dat de gewone man een kort jak over een langere tuniek droeg en een vrij strakke beenbekleding had, of een pofbroek tot onder de knie met een soort maillot eronder. Indien nodig voor hun beroep, hadden de mannen een schort voor. Zij droegen een pet of een helmvormige vilten hoed.
Kleding uit de prehistorie
In de ijstijd (ongeveer 130.000 jaar geleden) gebruikte de mens dierenhuiden, bont en plantaardig materiaal als kleding. Later (ongeveer 35.000 jaar geleden) werden ook wol en vlas geweven of gevlochten tot lappen.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten.Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd.
In eerste instantie werd het lichaam vooral verhuld door middel van lange en wijde tuniekachtige gewaden en rechthoekige mantels bij de mannen.Vrouwen droegen eenvoudige rokken die bestonden uit een lange rechthoek. Deze werden bij de taille geplooid en door een gordelsnoer samen gehouden.
Mondaine mannen en vrouwen kleedden zich in die tijd met rijkelijk gebrocheerde, gedamasceerde of geborduurde zijde met schitterende kleuren en patronen. Het silhouet van de vrouwen werd gevormd door korsetten en hoepelrokken die varieerden naargelang de periode.
Barok (1600-1675)
Kragen waren erg belangrijk in deze tijd, er kwam een schouder bedekkende kraag die tegen de hals opstond en een horizontale kraag die het decolleté bedekte. De mannen droegen hun kraag plat op de schouders (le col vide).
De middeleeuwen staan bekend als een duistere tijd vol ziekte, dood, verderf en viezigheid. Mensen gooiden hun afval gewoon op straat, tandenborstels en zeep waren non-existent, en wie de puberteit haalde was een uitzondering.
In de Middeleeuwen waren er maar weinig manieren om voedsel goed te houden, veel producten waren dus al snel bedorven. De jacht bracht allerlei dieren op tafel.Voor een duur etentje konden dieren zoals zwaan, walvis, bruinvis en reiger op tafel komen. Dit was meestal alleen voor de welgestelden (rijken) weggelegd.
Ze woonden in kleine boerderijen die ze zelf bouwden van hout, takken en leem. Beesten en mensen leefden vaak in één ruimte. Horigen moesten de landheren gehoorzamen en mochten het land niet verlaten. Het was hun taak ervoor te zorgen dat er in het kasteel genoeg voedsel was.
De hoed werd toen gebruikt om het hoofd te beschermen tegen zon, regen of kou. Anders gezegd: de hoed was bedoeld om je hoofd te beschermen als je buiten was. Het dragen van de hoed was binnen niet nodig en werd daarom ook niet gedaan.
De vrouw bedekte het naakte lichaam en de armen met een hemd. Het had dezelfde vorm en snit als een mannenhemd. Bij edele vrouwen, werd het voorpand rijkelijk versierd met borduursel. Het was zichtbaar onder de laag uitgesneden bovenkleding.
Mensen in de tijd van de prehistorie droegen kleding van dierenhuid, bont en plantaardig materiaal. Eerst moest de dierenhuid schoon gemaakt worden. Dat werd gedaan met schrabbers van bot of steen. Met de pezen werd het door de huid gedaan.
De eerste kleding bestond uit dierenvellen en -huid. Tenminste: dat vermoeden wetenschappers. De oudste kleding die bewaard is gebleven, is slechts een krappe tienduizend jaar oud. Het enige wat erop wijst dat mensen daarvoor al kleding vervaardigden, zijn gereedschappen die voor dat doeleinde gebruikt konden worden.
De basis is een tunica: een mouwloos kledingstuk, lang tot de knieën, van linnen of katoen, met een gordel. Vrouwen dragen verder een wollen gewaad (de stola), bijeengehouden met een speld, een fibula. Rijke vrouwen hebben ingewikkelde kapsels.
Rijke mensen droegen voornamelijk zwarte kleding. Zwarte kleding straalde zelfverzekerdheid uit. Ook waren de witte kragen in de 17e eeuw in de mode. Alleen rijke mensen konden meegaan met de mode, omdat zij daar genoeg geld voor hadden.
Populaire groenten waren kool, prei, knolraap en ui. Indien voorradig werd ook vlees verwerkt in de stoofpotten. Het hoofdbestanddeel van een middeleeuws dieet was echter geen groente of zuivelproduct, maar granen.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Ontbijt, lunch & avondeten
Hun ontbijt bestond uit brood en olijven, voor de rijke Romeinen dan. Arme mensen aten vaak pap dat met granen in melk werd gekookt. Tijdens de lunch aten de mensen brood met eieren of geitenkaas.
Zeep was er niet in de middeleeuwen
Mensen gebruikten stro, mos of kledingstukken, waardoor er darmbacteriën op hun handen kwamen. En handen werden meestal met koud water gewassen. Alleen de rijksten hadden toegang tot zeep, die in de 12e eeuw met de kruisvaarders uit het Midden-Oosten was meegekomen.
Het is ook een groot verschil met de levensverwachting in het verleden. Rond 1900 ligt de gemiddelde levensverwachting rond de 44 jaar, in de Middeleeuwen rond de 30 jaar. Dat laatste getal betekent trouwens allerminst dat de meeste mensen duizend jaar geleden rond hun dertigste sterven.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als smaakmakers werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
De kraag moest de status van de drager benadrukken. De dure kragen werden gedragen door de welgestelden en waren populair bij zowel mannen als vrouwen. De laatsten moesten hun haren omhoog kammen zodat deze niet verstrikt raakten in de kraag.
De kleding van de vrouwen is gemaakt van soepele stoffen, zoals satijn, linnen en wol. Hun kleren zijn versiert met kant, fluweel en hebben veel kleur. Het katoen voor de mantels is vaak mooi bedrukt. De meeste kleren zijn in de kleuren rood, blauw en goud gemaakt.
Nederlandse vrouwen droegen in het eerste kwart van de zeventiende eeuw meestal twee mutsjes. Onder een 'onderkapje' werd het haar weggestoken. Van dit kapje was vrijwel niets te zien, hoewel het van kostbaar kant gemaakt kon zijn. Daaroverheen droeg de vrouw een sierkap.