suikers/sugars. Glucose (=druivensuiker) wordt in bladgroenkorrels gemaakt van koolstofdioxide en water. Planten maken van glucose als basisstof alle andere organische stoffen die voor levende wezens noodzakelijk zijn. Levende cellen hebben energie nodig om arbeid te verrichten.
Voordat je de bloemen op de vaas zet, doe je een druppeltje bleek (die je normaal voor je wc gebruikt) en een schepje suiker in het water. Roer dit even goed door, zodat het goed gemengd is. Dan kun je je bloemen in het water zetten. De bleek voorkomt schimmelvorming, zodat de stengels water kunnen blijven opnemen.
Planten halen hun energie uit zonlicht. Met die energie zetten ze in de bladgroenkorrels water en CO₂ om in zuurstof en glucose. Glucose voedt de plant en zorgt ervoor dat die groeit. Dit proces heet fotosynthese.
Fotosynthese is het proces waarbij planten water en koolstofdioxide, onder invloed van energie uit licht, omzetten in zuurstof en glucose (suiker). Deze glucose wordt vervolgens door de plant verder omgezet in bijvoorbeeld zetmeel of cellulose.
Planten hebben zonlicht, water, mineralen en frisse lucht (met koolstofdioxide) nodig. Groene planten maken zelf suikers met hun bladgroenkorrels. Ze gebruiken de suikers om te overleven en te groeien. Met hun wortels zuigen planten water uit de bodem.
De drie belangrijkste elementen die in plantenvoeding zitten zijn stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K). Daarnaast zitten er vaak nog extra ondersteunende elementen in de plantenvoeding, zoals magnesium en calcium.
In de fotosynthese produceert de plant glucose. Als de plant meer glucose produceert dan hij verbrand, dan wordt het overschot aan glucose opgeslagen in de vorm van zetmeel. De plant bewaart zetmeel in de cellen van de bladeren. Ook wordt zetmeel opgeslagen in de wortels, vruchten en zaden van de plant.
Een plant gebruikt 's nachts de suikers die gedurende de dag zijn aangemaakt, omdat er dan geen zonlicht is. Hierbij worden de suikers weer omgezet in koolstofdioxide (CO2) en water (H2O), maar er is ook zuurstof uit de lucht nodig.
Die huidmondjes (stomata) zitten doorgaans onderop de bladeren. Ze zijn miniscuul, ademen CO2 in en O2 uit, en kunnen open en dicht. En zo'n dicht mondje, dat is niet altijd een goede zaak. Blijven de huidmondjes lang dicht, dan begint de plant met afsterven.
De groene bladeren aan planten hebben hele kleine mondjes waarmee ze koolstofdioxide openemen uit de lucht. Als de zon op de bladeren schijnt wordt in het blad koolstofdioxide en water omgezet in suiker en zuurstof. Suiker gebruikt de plant om te groeien, maar de zuurstof heeft het niet nodig.
De prikbelletjes in limonade of cola bestaan uit koolstofdioxide. Koolstofdioxide wordt ook wel koolzuurgas genoemd. Koolstofdioxide neemt de plant op met zijn huidmondjes in de bladeren.
Het plantje kan zelf voedsel gaan maken met zijn wortels en blaadjes. Via fotosynthese kan het plantje zelf voedsel maken. Daar heeft het plantje water, zonlicht en kooldioxide voor nodig. Als aan een van deze groeivoorwaarden niet voldaan is, kan de plant niet goed groeien.
Het water verlaat de plant via de huidmondjes. Maar hoe doen de huidmondjes dit? Huidmondjes zijn openingen in de benedenopperhuid van het blad. Ieder huidmondje wordt omsloten door twee sluitcellen.
Wist jij dat je bloemen langer zullen bloeien als je een druppeltje chloor toevoegt aan het water? Hierdoor komen er namelijk geen bacteriën in het water, waardoor je bos langer mooi blijft. Zo simpel is het! Daarom is het ook altijd goed om je vaas elke keer schoon te maken met een beetje chloor.
De bouwstoffen van koolhydraten noemen we monosachariden (enkelvoudige suikers). Voorbeelden daarvan zijn: glucose, fructose en galactose. Voorbeelden van disachariden zijn: sacharose, lactose, maltose, trehalose. Koolhydraten die uit één of twee bouwstoffen bestaan worden suikers genoemd.
Glucose is een energiebron voor de plant. Het wordt tijdelijk opgeslagen in de vorm van zetmeel, om het weer om te zetten in glucose wanneer energie nodig is.
Geen leven zonder planten
Een goede bodem, die naast zand- en kleideeltjes ook verteerde plantenresten bevat, kan water vasthouden en zal niet zomaar verwaaien. Planten zorgen ook voor schaduw, absorberen geluid en verhogen de luchtvochtigheid in hun omgeving.
Planten leven namelijk van een proces dat fotosynthese heet en dat kooldioxide onder invloed van zonlicht afbreekt tot koolstof (de 'C' in CO2 )en zuurstof (de 'O2 ').
Een plant in de woonkamer of de keuken, daar kijkt niemand raar van op. In de slaapkamer vind je ze minder vaak. Toch is het een goed idee om planten in de slaapkamer te zetten. Ze fleuren niet alleen de ruimte op, ze zuiveren ook de lucht en dat kan leiden tot een betere slaaprust.
Onzin! Planten halen koolstofdioxide uit de lucht, waar ze overdag zuurstof van maken. Door de afwezigheid van zonlicht werkt dit proces 's nachts niet, en dus verbruiken de planten 's nachts alleen maar zuurstof. Deze hoeveelheid is echter zo klein, dat we ons hierover geen zorgen hoeven te maken.
Want hoe klein of clean je huis ook is, je kan nooit echt te veel planten hebben. Alleen moeten die zich wel op de juiste plek staan en niet te veel, maar ook niet te weinig, water krijgen.
Turgor is verantwoordelijk voor de stevigheid van planten. Deze hebben namelijk in tegenstelling tot dieren een celwand om de cel, die als de cel water opneemt door tegendruk stevigheid verleent aan de plant. Het water dat nodig is voor turgor wordt door de wortels van de plant opgenomen.
Gemiddeld leven kamerplanten 2 tot 5 jaar. Hierna stoppen planten met bloeien en kun je het beste investeren in een andere plant.
Voor die fotosynthese heeft die plant drie dingen nodig: licht, water en kooldioxide. dat is een stof in de lucht. Die drie stoffen komen natuurlijk niet zomaar in een plant. Daarvoor heeft ie hulpmiddeltjes: de wortels, de stengels en de bladeren.