Waterscheuten of waterloten zijn rechte, sterk groeiende twijgen die vaak ontstaan in het midden van een boom. Ze zullen geen bloemen of vruchten produceren, dus je kunt ze beter verwijderen.
perenboom snoeien in de zomer
De takken kunnen veel energie bij de boom weghalen, maar je hebt liever dat dit naar het groeien van de peren gaat. Op waterloten zal geen bloesem komen. Je kan waterloten makkelijk verwijderen met een goede en schone snoeischaar.
Waterloten herken je makkelijk. Het zijn de recht omhoog groeiende takken. Ze zijn ontstaan uit knoppen die geen bloesem hadden en ze groeien in korte tijd uit tot lange takken. Het is belangrijk om ze weg te halen omdat ze veel energie wegnemen van de boom!
Na de winterse snoei zal de boom veel waterloten produceren, snelgroeiende recht omhoog schietende takken die veel zonlicht wegnemen. Deze waterloten moeten worden weggeknipt, zodat ze niet terugkomen.
Waterlot ontstaat uit slapende knoppen of ogen. Dat zijn knoppen die zich overal in de boom bevinden maar nooit zijn geactiveerd. Door zware snoei of breuk van grote takken krijgen deze knoppen het signaal om actief te worden.
Als het regent bestaat er meer infectiegevaar, doordat ziektekiemen via de druppels in de nog open snijwonden terecht kunnen komen. Bij vorst bestaat er een groter risico op overbodige verwondingen. Als het vriest kunnen de takken gemakkelijker scheuren. Vriest het meer dan 5 graden, dan kan de wond invriezen.
De perenboom vraagt om een plekje in de zon of halfschaduw. De Pyrus communis houdt van zon, hoe meer zon, hoe meer peren en hoe zoeter de peren zullen smaken. Wel houdt de perenboom van een beschutte plek, zeker in de winterperiode, als bescherming tegen de koude wind.
Het moet tijdens het snoeien wel droog zijn, het mag niet vriezen en er mag ook geen vorstperiode binnen enkele dagen starten. Overige bomen kan je van half oktober tot in maart snoeien. Ook hier geldt: niet met vorst. Bijsnoeien, voor een mooie vorm van de boom, kan je doen in de zomer (juni, juli en augustus).
Je kunt lavendel meteen na de bloei snoeien. Wacht liever niet tot oktober. Eventuele nachtvorst kan je net gesnoeide plant beschadigen. Je knipt de uitgebloeide bloemen en het bovenste stuk van het groen af.
Wintergroene planten die er goed uitzien, hoeven niet gesnoeid te worden. Varens en siergrassen die minder mooi zijn, knip je op ongeveer 10 centimeter boven de grond terug. Haal lelijk blad van bijvoorbeeld kerstroos (Helleborus orientalis) of schoenlappersplant (Bergenia) weg. De planten zien er daarna weer fris uit.
Wordt er binnen 3 dagen vorst voorspeld, snoei dan niet en wacht tot de temperatuur weer boven het vriespunt ligt. De reden hiervoor is dat snoeien snoeiwonden oplevert en vorst kan schade aan die wonden toebrengen. Op een later tijdstip krijgen schimmels dan meer kans de gesnoeide plant aan te tasten.
Een appelboom moet je snoeien om meer en betere appels de krijgen. Door takken en bladeren weg te snoeien kan de appelboom meer energie steken in de bloesen en de vruchten. Ook is het goed voor de appelboom zelf.
Oude pruimenboom snoeien
Snoei alleen nog maar waterloten (dunne, jonge twijgen die recht omhoog groeien) en de zieke of ongewenste takken. Tip: Snoei zover mogelijk van de stam af. Begin onderop bij de dode en beschadigde takken en werk zo omhoog.
Over het algemeen is het snoeien van bomen dus het handigst in de herfst of de winter. Toch is deze periode ook wel afhankelijk van de soort boom die je wilt snoeien. Heb jij bijvoorbeeld knotbomen in je tuin, dan kun je deze het beste tussen november en februari snoeien. Eiken, elsen en populieren zijn knotbomen.
Waterloten of waterscheuten zijn zeer dichte en kaarsrecht omhoog staande groeiende scheuten die vooral bij fruitbomen ontstaan. Een kroon met ontwikkelde waterloten geeft veel schaduw en droogt slechter na regen. Snoei de scheut dicht bij de basis af. Als de waterloten nog dun zijn, kan je ze afscheuren.
Pitvruchten zoals appel- en perenbomen en mispels snoei je in de winter, liefst in februari -maart of in de zomer, afhankelijk van wat je beoogt met de snoei. Steenvruchten zoals kersen, pruimen, perziken en abrikozen snoei je voor of na de bloei en na de oogst tot half september.
Niet gesnoeide lavendel zal snel verwilderen en de groei zal zich verplaatsen van de binnenzijde van de plant naar de buitenzijde. De plant groeit dan enkel nog aan de toppen terwijl de rest van de twijgen sterk gaat verhouten en kaal wordt.
In de meeste tuinen gaat lavendel er na een paar jaar als een wat houterige struik uitzien. Om te voorkomen dat de plant houterig wordt, compact blijft en om er dus jarenlang plezier aan te beleven, is het belangrijk om lavendel regelmatig en op de juiste manier te snoeien.
De verschillende planten die je in februari kunt snoeien zijn bloemheesters, coniferen, bomen en bosplantsoen.
Planten in de vrije natuur worden nooit gesnoeid maar kunnen uitgroeien, bloeien, vrucht zetten en uiteindelijk sterft de plant weer af.
Waterloten zijn de takken die recht omhoog groeien. Vaak herken je deze aan hun net wat afwijkende uiterlijk. Qua kleur neigen ze meer naar roodbruin en vaak hebben ze witte stipjes. De waterloten van een perenboom snoeien doe je in de winter.
Geschikte planten voor een boomspiegel zijn bijvoorbeeld vrouwenmantel (Alchemilla mollis), ooievaarsbek (Geranium), schoenlappersplant (Bergenia 'Winterglod') en hartlelie (Hosta lancifolia), maar ook bolgewassen zoals sneeuwklokjes (Galanthus), de boshyacint (Hyacinthoides) en de prairielelie (Camassia).
Het kan zijn dat een verwaarloosde boom te hard gegroeid is doordat de ent onder de grond terecht is gekomen (bijvoorbeeld bij een ophoging) en nu op eigen wortel groeit. In dat geval zal eerst de schors geringd moeten worden. Ook kan de boom door te veel of te weinig snoeien uit vorm geraakt zijn.