Middeleeuwse edelen, ridders en andere hovelingen hadden een groot gedeelte van hun tijd niet overdreven veel verantwoordelijkheden. Daardoor werd er druk gezocht naar geschikte vrijetijdsbestedingen. Binnen dat kader ontstonden de riddertoernooien en waarschijnlijk ook boogschiet- en hardloopwedstrijden.
Vrije tijd. In de zomer was het lang licht en na een lange dag van hard werken schaakten, dobbelden of damden de bewoners. Of ze speelden triktrak, een spel met een bord en stenen. Er werd veel muziek gemaakt en gedanst.
Smeden, leerlooiers, pottenbakkers en schoenmakers waren zulke ambachtslieden. Er waren toen geen winkels. Rondtrekkende kooplieden, marskramers, verkochten allerlei spullen bij de mensen thuis. Toen kooplieden zich op vaste plekken gingen vestigen, ontstonden de eerste dorpen.
Het draaide in de middeleeuwen niet alleen om vechten. Het dagelijkse leven speelde zich vooral af in de grote zaal. Hier kwam de kasteelheer om zaken te regelen die met het kasteel of zijn land te maken hadden. Ook kwamen er vaak veel mensen bijelkaar om samen te eten.
Afgezien van het menstruatiebloed was de middeleeuwse mens misschien wel schoner dan wij. De middeleeuwen staan bekend als een duistere tijd vol ziekte, dood, verderf en viezigheid. Mensen gooiden hun afval gewoon op straat, tandenborstels en zeep waren non-existent, en wie de puberteit haalde was een uitzondering.
Tegenwoordig zijn de meeste mensen gewend om iedere dag te douchen. Vroeger was dat heel anders, dan douchten mensen vaak maar eens per 2 of 3 dagen of zelfs eens per week.
Mensen hadden toen nog geen stromend water in hun huizen. Een douche aanleggen kon eigenlijk nog niet. Mensen wasten zich meestal met koud water. Tot zo'n vijftig jaar geleden gingen kinderen één keer per week in bad.
Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden. De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man.
In het begin van de middeleeuwen waren de boeren vooral vrije boeren. Vrije boeren bezaten een eigen bedrijf en waren eigen baas. Ook bezaten zij vaak allerlei rechten, zoals het recht op het vrije gebruik van de (al)gemene gronden. De gemene gronden waren vaak de woeste gronden (bossen, moerassen, etc.).
Met de term middeleeuwen wordt de periode bedoeld tussen ca. 500 en 1500. Het is een periode waarin zich veel veranderingen voordoen zoals de opkomst van de steden en een steeds toenemend belang van het schrift, niet alleen in het Latijn maar vanaf de twaalfde eeuw ook de volkstaal (de voorloper van het Nederlands).
De mensen in de Middeleeuwen waren schoner dan je denkt. Ze poetsen hun tanden met linnen, maakten tandpasta van zout, houtskool en munt en gebruikten een kippenbotje als tandenstoker. Ook gaan ze wekelijks naar het badhuis.
Een kind werd beschouwd als een kleine volwassene en het kind werd ook zo behandeld. Ze werden gezien als extra handen die konden bijdragen aan de arbeid die nodig was om het gezin in leven te houden. Ze begonnen actief mee te doen in activiteiten zoals jagen, landbouw en opvoeding zodra ze competent genoeg waren.
De huizen in de stad waren gebouwd van: steen, hout, gedroogde klei of leem of van baksteen. Vaak waren de huizen van hout op een fundering van steen. Voor de rijken waren de huizen helemaal van steen. De daken waren soms belegd met leisteen of pannen, maar zeker tot 1400 veel vaker met riet.
Onder de geestelijkheid rekenen we de mensen die in de kerk werkten, zoals monniken, priesters, bisschoppen en nonnen. Er was een constante strijd tussen de geestelijkheid en de adel om de macht. Geestelijken gaven de bevolking hoop en troost in zware tijd, ook beloofden ze voor mensen te bidden.
Heel vroeger reinigde men zichzelf door middel van zand en door het inwrijven met olie. Ook Cleopatra hield van zeep en wel van ezelinnen melk. In de ezelinnenmelk werden rozenolie, vijgen voor de scrub, en olie van palm toegevoegd. Hoe gek het misschien ook klinkt, vroeger werd er ook gewerkt met menselijk afval.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.
De late middeleeuwen is de periode van het jaar 1000 tot 1500. In die tijd werd het leven in Europa anders dan ervoor. De bevolking begon sterk te groeien, doordat het beter ging met de landbouw en er daardoor meer voedsel was.
De kooplieden waren vooral bezig met handel drijven en hadden geen tijd om de dingen die ze nodig hadden te maken. Anderen konden daar weer geld aan verdienen. Dat waren de ambachtslieden: bijvoorbeeld kleermakers, meubelmakers, timmermannen, mandenmaker, wagenmakers, smeden, zadelmakers en schoenmakers.
In ruil voor deze bescherming gingen de boeren allerlei verplichtingen aan. Zo ontstond de horigheid. Vrije boeren werden horigen. Ze hadden, anders dan slaven, nog wel enige rechten, maar moesten zich wel aan de regels houden en mochten hun land niet zonder toestemming van de heer verlaten.
Vrouwen werden veelal jeugdig en rond weergegeven, met een slanke taille, hoge konische borsten en gewelfde heupen. Dit laatste was vooral om uiting te geven aan hun destijds voornaamste missie in de maatschappij: het moederschap.
In de huisnijverheid waren vrouwen onder meer werkzaam in kantwerk, het pellen van garnalen, het verlezen van erwten en bonen en het doen van de was voor anderen. Dienstbodes runden eeuwenlang het huishouden van welgestelden en vooral vrouwen deden het oogsten en lichtere werk op de boerderij.
Het was er geen pretje. Je had geen rechten, werd uitgehuwelijkt aan een man die je nauwelijks kende, baarde kinderen die om de haverklap stierven aan de pest of dysenterie, en met een beetje pech eindigde je op de brandstapel. De clichés over vrouwen in de middeleeuwen schetsen geen vrolijk beeld.
Slechte bacteriën
Maar als je niet regelmatig doucht, is de kans groter dat ze je lichaam binnenkomen via ogen, neus of mond en je ziek maken. Bovendien zorgen die bacteriën voor die zweetgeurtjes, die zijn namelijk niet afkomstig van het zweet zelf, wel van de bacteriën die gassen vrijgeven.
Was daarom 2 of 3 keer per week je oksels met een beetje zeep en gebruik daarna deodorant. Zweet je veel? Dan is het beter om je oksels wat vaker te wassen, dan om steeds opnieuw deodorant te gebruiken. Deo werkt namelijk beter op een schone huid.
Natuurlijke beschermlaag
Veel mensen vinden het onhygiënisch om niet dagelijks te douchen, maar dermatologen raden toch aan om het hoogstens elke twee à drie dagen te doen. Elke dag warm douchen beschadigt namelijk de natuurlijke beschermlaag van goede bacteriën op je huid.