Elk werkwoord heeft twee hoofdvormen in de vervoeging: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. Simpel uitgedrukt zegt de tegenwoordige tijd iets over een handeling die zich op het moment van spreken afspeelt, en de verleden tijd iets over een handeling die zich al eerder heeft afgespeeld.
De tegenwoordige tijd is een werkwoordstijd die iets zegt over een handeling die nu of in de toekomst plaatsvindt. 'Piet loopt naar de bushalte' is een voorbeeld van een zin die in de tegenwoordige tijd staat.
In de grammatica is de tegenwoordige tijd de werkwoordsvorm die je gebruikt als je praat over wat er nu gebeurt . "You are standing on my foot" staat in de tegenwoordige tijd. Als je dingen beschrijft die je op dit moment doet, of die je gewoonlijk doet, of een huidige staat, dan gebruik je de tegenwoordige tijd zonder er zelfs maar over na te denken.
De simple present tense is wanneer je een werkwoord gebruikt om te vertellen over dingen die voortdurend in het heden gebeuren, zoals elke dag, elke week of elke maand . We gebruiken de simple present tense voor alles wat vaak gebeurt of feitelijk is. Hier zijn een paar voorbeelden: Ik ga elke dag naar school.
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op verschillende manieren schrijven: alleen de stam van het werkwoord, stam + t of het hele werkwoord. Vaak kun je goed horen hoe je de persoonsvorm moet schrijven. Als de stam op een d eindigt, let dan goed op!
Schrijven in de tegenwoordige tijd zorgt vaak voor een actiever verhaal. Hierdoor kun je ervoor zorgen dat de lezer voor zijn gevoel dichter op het personage zit. Je zorgt ervoor dat de lezer de gebeurtenissen meebeleeft en betrokken raakt, waardoor het verhaal spannender wordt.
Wat is juist: 'Dat betekent dat het uitkomt' of 'Dit betekent dat het uitkomt'? Het is allebei goed.Dat is de neutraalste vorm en de meestgebruikte.
DOEN - Tegenwoordige tijd - (Do / Does)
Ik doe mijn was op zaterdag . Zij doen hun klusjes als ze thuiskomen. Hij doet de hele dag niets. Zij doet liefdadigheidswerk als ze tijd heeft.
Bij de tegenwoordige tijd moet je iets met een T doen, het woord Tegenwoordige tijd zegt het al: de T van tegenwoordige tijd.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
De correcte spelling is mocht.
Vervoeging van het werkwoord mogen: ik mag, jij mag, wij mogen. ik mocht, wij mochten. ik heb gemogen.
Het gebruik van de tegenwoordige tijd is niet beperkt tot het beschrijven van iets wat op het moment van spreken gebeurt. Het is heel gebruikelijk om iets wat in het verleden is gebeurd met een tegenwoordige tijd te beschrijven. In sommige gevallen wordt dat gedaan om het dramatisch effect van de boodschap te verhogen.
(de broek, dus die)
Betekend is het voltooid deelwoord van betekenen. Het voltooid deelwoord betekend eindigt op een d, omdat de verleden tijd betekende ook een d bevat.
Deze is een aanwijzend voornaamwoord. Je kunt ermee verwijzen naar personen, dieren, dingen, begrippen, enz. Bijvoorbeeld: 'Er kwam nóg een medewerker bij en deze wist gelukkig een oplossing' en 'Er zijn veel goede inzendingen, maar deze is de beste. '
Tegenwoordige tijd wordt gebruikt om acties uit te drukken die in het heden plaatsvinden . Bijvoorbeeld, "Ik schrijf" of "Zij rent" zou in de tegenwoordige tijd geschreven worden.
Simpel uitgedrukt zegt de tegenwoordige tijd iets over een handeling die zich op het moment van spreken afspeelt, en de verleden tijd iets over een handeling die zich al eerder heeft afgespeeld.
Gebruik de simple present tense wanneer een actie op dit moment plaatsvindt of wanneer het regelmatig gebeurt (of onophoudelijk, daarom wordt het soms present indefinite genoemd). Gebruik de wortelvorm van het werkwoord voor de meeste onderwerpen in de simple present tense.Voeg s of es toe voor de derde persoon enkelvoud . Voorbeelden: He writes.
Wanneer de stam (het hele werkwoord zonder -en) eindigt op één van de medeklinkers uit 't kofschip, vervoeg je het werkwoord met -te. Alle andere werkwoorden krijgen de uitgang -de. Nu weet je ook hoe het voltooid deelwoord eruit komt te zien. Deze krijgt namelijk dezelfde -t of -d als uitgang.
Voorbeeld: stelen
In de tegenwoordige tijd is het 'ik steel', maar in de verleden tijd is het 'ik stal'. De klank verandert, waardoor het een een sterk werkwoord is. Dit gebeurt ook bij het voltooid deelwoord. 'Gestolen' is namelijk het voltooid deelwoord van stelen.