De omstandigheid dat een erfdienstbaarheid op zichzelf op de minst bezwarende wijze moet worden uitgeoefend, betekent (zonder nadere toelichting, die ontbreekt) niet dat het onderhavige recht van uitweg 'dus' geen recht van parkeren omvat.
Het recht van overpad (of: recht van weg) is een recht om te komen of gaan via het perceel van een ander. Het recht van overpad is een erfdienstbaarheid. Dat betekent dat het gaat om een last waarmee de ene onroerende zaak (het dienende erf) ten behoeve van een andere onroerende zaak (het heersende erf) is belast.
Erfdienstbaarheden kunnen voor een bepaalde tijd worden gevestigd: na het aflopen van deze periode vervalt het recht van het dienende erf. Toch worden erfdienstbaarheden meestal voor onbepaalde tijd gevestigd. Dat houdt in dat ze blijven doorlopen totdat ze worden opgeheven of er afstand van het recht wordt gedaan.
Conclusie. De les voor de praktijk is dan ook dat een pad met een minimumbreedte van 95 centimeter voldoende is voor een erfdienstbaarheid van voetpad, mits dit de normale uitoefening van de erfdienstbaarheid niet in de weg staat.
Een dulden of een niet doen
Een actieve verplichting van de eigenaar van het dienend erf kan niet worden vastgelegd in een erfdienstbaarheid. In dat geval zal gebruik moeten worden gemaakt van bijvoorbeeld een kettingbeding. Het dulden of niet doen moet gaan om iets feitelijks.
Behalve wanneer de onderhoudswerkzaamheden en bouwwerken nodig zijn ten gevolge van een fout van de eigenaar van het "lijdende erf", zullen deze moeten gebeuren op kosten van de persoon die over de erfdienstbaarheid beschikt, namelijk de eigenaar van het "heersende erf".
Verkrijgende verjaring
Een erfdienstbaarheid kan naast vestiging ook door verjaring ontstaan. Iemand die een erfdienstbaarheid bezit, te goeder trouw, verkrijgt de erfdienstbaarheid door verkrijgende verjaring na een onafgebroken periode van 10 jaar. Daarvoor geldt dat sprake moet zijn van bezit, en van goede trouw.
Volgens die regeling geldt een minimum breedte van 1.25 m. Een trap of een toegang hoeft niet altijd dezelfde vrije doorgang te hebben als een verkeersroute.
indien u wilt weten of er erfdienstbaarheden op uw perceel zijn gevestigd of dat u zelf van andermans perceel gebruik mag maken, kunt u via het Kadaster de afschriften van de akten van vestiging van de erfdienstbaarheden opvragen.
Om precies te weten wie eigenaar is van een doorgangsweg of servitudeweg, kan je een aanvraag indienen bij het kadaster die je inzage in het kadastraal plan kan bezorgen. Je moet hiervoor naarde Gewestelijke directie van jouw provincie (kadastrale legger).
Een erfdienstbaarheid kan op de volgende manieren eindigen of wijzigen. Door opheffing of wijziging door de rechter. Door afstand. Door vermenging.
Onder 'oud recht' (voor 1992) kon een erfdienstbaarheid van overpad niet door verjaring ontstaan. Vanaf 1 januari 1992 is dat wel het geval. Uit de wet blijkt dat een erfdienstbaarheid van overpad door verjaring kan worden verkregen door een bezitter te goeder trouw na een onafgebroken bezit van tien jaar.
In beginsel kan een erfdienstbaarheid slechts een verplichting voor het dienende erf inhouden om iets ten laste van het heersende te dulden of niet te doen. Een actieve verplichting voor het dienende erf moet op een andere manier geregeld worden. Dat kan bijvoorbeeld met een zogenaamde kettingbeding.
De rechter kan het recht van overpad opheffen op verzoek van de eigenaar van het dienende erf bij onvoorziene omstandigheden. De onvoorziene omstandigheden moeten dusdanig van aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van het recht van overpad niet kan worden gevergd.
U heeft een recht van overpad
U mag het erf van uw buren gebruiken om uw grond te bereiken. Uw buren moeten hier zo weinig mogelijk last van hebben. Schreef een notaris het recht van overpad op in een akte? Kijk of daarin afspraken staan over hoe u de grond mag gebruiken.
Het recht van overpad en onderhoud van het pad
Bent u de eigenaar van het dienende erf, dan mag u van de eigenaar van het heersende erf verwachten dat deze bijdraagt aan onderhoud van het pad. U mag daarvoor een periodieke vergoeding vragen, mits dit notarieel is vastgelegd.
De melkveehouder gebruikte het recht van overpad enkele keren per jaar voor het omweiden van koeien en om met materieel op zijn eigen achterliggende perceel te komen voor onderhoud.
Buren kunnen daar vrij afspraken over maken. Deze afspraken kunnen dan in een notariële akte staan en in het Kadaster zijn ingeschreven en dan zijn ze niet zomaar te betwisten. Ook de huurder of de volgende bewoner beschikt dan over het recht van overpad.
Bij een erfdienstbaarheid van weg/overpad is veelal opgenomen dat de erfdienstbaarheid inhoudt een recht om te komen en te gaan naar bijvoorbeeld de openbare weg. Oftewel de eigenaar van het dienend erf moet het gebruik van zijn pad ten behoeve van de eigenaar van het heersend dulden.
De minimum breedte van een doorgang is gelijkgesteld aan de in artikel 4.11 opgenomen vrije doorgang van 0,85 m. Met een vrije doorgang van 0,85 m in plaats van de (sinds zeer lange tijd gangbare) 0,6 m kan er ook door mensen met een functiebeperking sneller worden gevlucht.
De breedte van de vrije doorgang van een toegang moet minimaal 0,85 m zijn. De vrije hoogte van de vrije doorgang moet minimaal 2,1 m zijn. Voor een woonfunctie (met uitzondering van een woonwagen) geldt een minimale vrije hoogte van 2,3 m.
Uw pad moet vrij toegankelijk blijven. U mag de buren niet hinderen om over het pad te gaan, andersom geldt dat natuurlijk ook. Dus het plaatsen van een container of andere zaken op het pad is niet toegestaan. Daarmee verhindert u namelijk een gemakkelijke doorgang.
Recht van overpad is het recht om gebruik te maken van een deel van de grond van iemand anders om uw eigen grond te kunnen bereiken. Het is een erfdienstbaarheid waar u recht op kunt hebben, of u moet dit recht aan een ander verlenen. Bijvoorbeeld: U kunt alleen via een strookje grond van de buren bij uw huis komen.
Erfdienstbaarheid/recht van overpad
Een erfdienstbaarheid ontstaat bij een notariële akte van vestiging of door verjaring. Het komt geregeld voor dat het gebruik van de erfdienstbaarheid door een ontwikkeling op het heersend erf toeneemt of wordt verzwaard.
Een verschil tussen het recht op een buurweg en een recht van erfdienstbaarheid is dat het recht op een buurweg niet kan verjaren. Wanneer een belemmering het gebruik van de buurweg belet, kunt u opheffing van deze belemmering bij de rechter vorderen.