Een fietsstraat kun je herkennen aan het bord 'fietsstraat – auto te gast'. Dit bord geeft dus aan dat de automobilist er te gast is. De kleur van het asfalt is rood, ook wel de rode loper genoemd en de maximale snelheid is hier 30 KM per uur.
Je mag met de auto een fietsstraat inrijden, maar je mag er niet sneller rijden dan 30 km/u. In een fietsstraat mag je met de auto of andere motorvoertuigen geen fietsers inhalen.
In de fietsstraat geldt een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Voor automobilisten is er in de straat geen ruimte om fietsers te passeren zonder daarmee tegemoetkomend verkeer te hinderen. De auto moet dus achter de fiets blijven totdat verkeer in de tegengestelde richting gepasseerd is.
Doel. Fietsstraten vormen een alternatief voor traditionele fietsroutes langs hoofdwegen. De straten liggen veelal in woongebieden die daardoor een meer autoluw karakter kunnen krijgen. Een belangrijk punt hierbij is dat de verkeersintensiteit op de oorspronkelijke straat bepalend is voor de uitvoering.
In een fietsstraat is de snelheid beperkt tot 30 km/u. Dat geldt voor al het verkeer, ook voor de fietsers zelf dus. De snelheidslimiet geldt altijd, dus ook als er geen fietser te zien is. Fietsers mogen er de hele breedte van de rijbaan gebruiken als het een eenrichtingsstraat is.
Een fietsstraat kun je herkennen aan het bord 'fietsstraat – auto te gast'. Dit bord geeft dus aan dat de automobilist er te gast is. De kleur van het asfalt is rood, ook wel de rode loper genoemd en de maximale snelheid is hier 30 KM per uur.
In een fietsstraat is het verboden om fietsers in te halen en moeten alle gemotoriseerde voertuigen dus altijd achter de fietsers blijven. Enkel prioritaire voertuigen (met sirene en zwaailicht) mogen fietsers inhalen. Fietsers gebruiken de volledige breedte van (hun deel van) de rijbaan.
Oorspronkelijk is een woonerf een doodlopende weg, waar alleen auto's komen die het erf als bestemming hebben. Tegenwoordig zijn vaak ook doorlopende wegen omgebouwd tot erf. De in- en uitgangen zijn dan verhoogd. Je herkent een erf aan zijn eigen verkeersborden.
Een fietszone is een fietsvriendelijk gebied dat bestaat uit een netwerk van fietsstraten die met elkaar zijn verbonden. De maximumsnelheid in een fietszone is 30 km/u voor alle weggebruikers.
Wettelijk mag alles. Als een wegbeheerder (meestal de gemeente, de provincie of het waterschap) het blauwe ronde bord met de witte fiets plaatst bij een pad is het een fietspad. Dan moeten fietsers er gebruik van maken, hoe smal dat pad ook is.
De algemene voorrangsregel, de voorrang aan rechts, is ook van toepassing voor fietsers. Deze regel geldt ook in de fietsstraat en bij uitbreiding in een fietszone, voor alle bestuurders, tenzij een verkeersbord de voorrang bepaalt. Fietsers in een fietsstraat moeten dus de voorrang aan rechts respecteren.
Een fietssuggestiestrook is geen fietspad. Het geeft de plaats op de rijbaan aan waar fietsers rijden. Het maakt de automobilisten ook duidelijk dat er fietsers op de rijbaan aanwezig kunnen zijn. Auto's mogen er echter op rijden en, indien niet verboden door andere signalisatie, ook op stilstaan of parkeren.
Woonerven worden afgebakend door de verkeersborden F12a (begin woonerf) en F12b (einde woonerf). De snelheid in een woonerf is vastgelegd op 20 km/u. Voetgangers mogen in woonerven de gehele breedte van de weg gebruiken.
Een belangrijke misvatting betreft de snelheid: binnen een woonerf is de snelheid voor alle gebruikers beperkt tot 20 km per uur, en niet tot 30 km per uur zoals velen denken. Voetgangers mogen er immers de volledige breedte van de openbare weg gebruiken; bovendien is spelen op de openbare weg eveneens toegelaten.
In de fietszone mogen fietsers niet ingehaald worden door gemotoriseerde voertuigen. Dit inhaalverbod geldt voor alle gemotoriseerd verkeer, dus ook voor motorfietsen en bromfietsers klasse A en B. De Speed pedelec wordt wel als fietser gezien en mag andere fietsers inhalen.
de snelheid in de straat beperkt is tot 50 km/uur. er geen openbaar vervoer door de straat rijdt. er geen belangrijk doorgaand verkeer door de straat rijdt. de omliggende straten na de invoering van de speelstraat bereikbaar blijven.
Een bebouwde kom kenmerkt zich namelijk door langs de weg gelegen bebouwing van zodanige omvang en dichtheid dat een duidelijk verschil in wegkenmerken benadrukt wordt. Uit de algemene regels van een bebouwde kom komt voort dat de toegestane snelheid binnen de bebouwde kom 50 km/h is, tenzij anders aangegeven.
Het erf heeft vooral een verblijfsfunctie en het verkeer binnen een erf zal voornamelijk bestemmingsverkeer zijn. Vanaf 1 juli 2012 is het de wegbeheerder of de gemeente toegestaan het verkeersbord A1 met een aanduiding van een maximum toegestane snelheid van 15 km per uur bij een erf te plaatsen.
In een fietsstraat mag je met de auto of andere motorvoertuigen geen fietsers inhalen, ongeacht hoe snel ze rijden. Is de straat enkel toegankelijk in jouw rijrichting, dan mag je als fietser de hele breedte van de rijbaan gebruiken.
Binnen de bebouwde kom mogen motorvoertuigen maximaal 50 km per uur. Buiten de bebouwde kom mogen motorvoertuigen 130, 100 of 80 km per uur afhankelijk van de weg waarop zij rijden. De grens van de bebouwde kom volgens de Wegenverkeerswet is voor de meeste mensen duidelijk, maar het is zeker niet de enige grens.
Rijrichtingen gescheiden door een middenberm (120 km/uur)
Tip examen Op autowegen (en ook gewone wegen) buiten de bebouwde kom, mag je onder normale omstandigheden, 120 km/uur rijden: als elke rijrichting minstens 2 rijstroken heeft, en deze gescheiden zijn door een middenberm.
Binnen de bebouwde kom geldt een snelheidslimiet van 50 kilometer per uur, tenzij anders aangegeven. Het plaatsnaambord zelf impliceert ook een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Tegenwoordig wordt het bebouwde kom-bord ook wel gecombineerd met een 30-bord. Dan geldt 30 kilometer per uur als snelheidslimiet.
Als het woonerf met een juiste uitritconstructie aansluit, moet je inderdaad voorrang verlenen. Maar veel wegbeheerders hebben dit niet goed ingericht en dan ontstaat een andere situatie. Volgens de rechter is een uitrit pas goed ingericht als het voor beide partijen duidelijk is dat het een uitrit betreft.
Hoe ritsen? U moet ruimte maken om telkens één voertuig te laten invoegen. Wie op de wegvallende rijstrook rijdt, mag helemaal doorrijden tot op het einde en moet invoegen wanneer de strook effectief stopt.