Als één oog niet meer of verminderd werkt, dan dient de visus in het andere oog minstens 0,5 (50%) te zijn. Het gezichtsveld is horizontaal 120 graden en verticaal 40 graden. In het centrale deel van het gezichtsveld mogen geen defecten zijn. Het gezichtsveld wordt met twee ogen samen vastgesteld.
In Europa wordt het gezichtsvermogen in procenten 'visus' uitgedrukt. Iemand met een visie van 1.00 (100%), heeft een normaal gezichtsvermogen.
Adviezen om beter te zien. Een zicht van 10/10 betekent: even goed zien op 10m, als een normale Belg à 40j op 10m ziet. Een zicht van 9/10 (= 0.9), betekent dat iemand op 9 meter ziet, wat die normale Belg op 10 m ziet.
Om te mogen rijden moet de gezichtsscherpte van uw beste oog minimaal 0,8 zijn. En van uw slechtste oog moet de gezichtsscherpte minimaal 0,1 zijn. Als u met 1 oog minder gaat zien dan 0,1 en u al een groot rijbewijs heeft, dan mag u tot 3 maanden niet rijden. U kunt dan het beste naar uw oogarts voor advies.
Percentage: De gezichtsscherpte kan ook worden uitgedrukt in percentages of decimalen, bijvoorbeeld 80% (0,8), 100% (1,0) of 120% (1,2). In dit systeem betekent 100% of 1,0 het gemiddelde zicht. 200% of 2,0 is de hoogst mogelijke waarde en wijst op een zeer scherp zicht, ver boven het gemiddelde.
Gezichtsscherpte. Sommige ogen zien meer dan normaal, bijvoorbeeld 1.2 (120%) of 1.6 (160%). Een oog dat minder ziet dan normaal ziet bijvoorbeeld 0.8 (80%), 0.6 (60%), 0.5 (50%), 0.4 (40%), 0.3 (30%), 0.2 (20%), 0.1 (10%) of 0,05 (5%). De grootste letter op de letterkaart wordt nog gezien als iemand 0.05 kan zien.
Bij een score van 30% (0,3) of minder is iemand officieel slechtziend. Bij een score van minder dan 5% spreken we van blindheid. Wereldwijd vormt glaucoom (waarbij er een verhoogde oogdruk is) een van de belangrijkste oorzaken van slechtziendheid.
De visus (Snellen-visus) wordt dan uitgedrukt in een getal. Een gemiddeld oog ziet 1.0 (100%). Sommige ogen zien meer dan normaal, bijvoorbeeld 1.2 (120%) of 1.6 (160%). Een oog dat minder ziet dan normaal ziet bijvoorbeeld 0.8 (80%), 0.6 (60%), 0.5 (50%), 0.4 (40%), 0.3 (30%), 0.2 (20%), 0.1 (10%) of 0,05 (5%).
We noemen iemand blind als zijn gezichtsscherpte kleiner dan of gelijk aan 1/20 (één twintigste) is, zelfs met een bril of lenzen. Dit betekent dat als iemand met twee goede ogen een stoel al op twintig meter afstand ziet, iemand met heel slechte ogen dezelfde stoel pas op één meter afstand of minder kan zien.
Als u plotseling met één oog niet kunt zien, mag u tijdelijk niet rijden. Uw hersenen hebben tijd nodig om te wennen aan kijken met één oog. Dit geldt ook als u één oog moet afdekken omdat u dubbelziet. Na minimaal 3 maanden mag u weer rijden.
Bijziendheid uitgelegd
Als u bijziend bent ziet u dichtbij goed, terwijl u veraf juist wazig ziet. Dit wazige zicht komt omdat uw oog in de (as)lengte zo sterk groeit dat de afbeelding waar u naar kijkt niet meer óp het netvlies afgebeeld wordt, maar ervóór.
Het goede nieuws voor alle brildragers is: door het dragen van een bril gaan de ogen niet verder achteruit. Veeleer is het tegengestelde het geval: als je ondanks een oogafwijking geen bril draagt of brillenglazen met de verkeerde sterkte hebt, kan bijziendheid (myopie) verslechteren.
Een patiënt met glazen van +6 ziet dus op het netvlies een beeld dat ongeveer 12% groter is dan het beeld van een persoon die niet brildragend is.
Uw patiënt moet een minimale visus van 0,5 met één of twee ogen hebben om te mogen rijden. Dit mag ook met bril of lenzen zijn. Verder mogen er geen ernstige afwijkingen zijn in het centrale deel van iemands gezichtsveld. Het gezichtsveld van uw patiënt moet horizontaal 120 graden zijn en verticaal 40 graden.
Een bijziende persoon kan voorwerpen op een afstand niet (goed) onderscheiden. Het zicht is wazig en zich verplaatsen, koken en televisie kijken kan enkel met een aangepaste bril of met lenzen.
Ogen kunnen in de loop van tijd veranderen. Dat kan komen door vervorming van de ooglens of van het oog. Verandering van ogen is vrij normaal, eens in de 2-3 jaar. Vaak veranderen de ogen in de leeftijd rond 40 - 45 jaar naar meer + sterkte (minder min of meer plus).
Verlies van perifeer zicht – u ziet niets aan een kant of boven/onder ooghoogte. Het centrale gezichtsvermogen blijft intact. Nevelig zicht – uw gezichtsveld lijkt bedekt te zijn met een laagje folie. Wazig zicht – objecten van dichtbij en veraf zijn onscherp.
Dit is te zien wanneer de ogen gesloten zijn en deze naar de achterkant van de oogleden kijken. In een lichte kamer ziet men een donkerrode kleur doordat een kleine hoeveelheid licht de oogleden binnendringt en de kleur aanneemt van het bloed waar het doorheen geschenen is.
Wie wazig ziet, ziet minder scherp. Dat kan van dichtbij zijn (bijvoorbeeld bij het lezen) of juist veraf zoals bij tv-kijken of autorijden. De meest voorkomende oorzaak is verziendheid of bijziendheid. U kunt ook een waas voor uw ogen zien met beide ogen, of wazig zicht hebben in 1 oog.
De operatie doet geen pijn. Artsen kunnen de staaroperatie ook met een laser doen. Onderzoek heeft laten zien dat dit meestal niet beter is dan een gewone operatie. Na de operatie krijgt u meestal een plastic doorzichtig oogkapje op uw oog.
De ogen blijven zich zelfs zodanig ontwikkelen dat bijna alle mensen op oudere leeftijd een leesbril dragen. Je ogen kunnen dus je hele leven lang achteruit gaan, maar tussen 21 en 40 jaar blijft het zicht vaak stabiel.
plotse pijnloze uitval van het gezichtsvermogen aan één oog kan het gevolg zijn van een afsluiting van een belangrijk bloedvat naar het oog . verschijnen van een schaduw of 'gordijn' dat beetje bij beetje toeneemt in het gezichtsveld van één oog kan duiden op netvliesloslating.