De geel/zwarte betonning geven een obstakel of een ondiepte aan. De officiële benaming is cardinale betonning. Aan een kant moet je de ton niet passeren want daar is het gevaar of is er een ondiepte. Je passeert de ton aan de andere kant.
De markering die de recreatievaargeul aangeeft is herkenbaar aan de rood-witte en groen-witte strepen. Op grotere wateren als de Waddenzee, Westerschelde en de Noordzee worden gele boeien gelegd om de recreatiegebieden aan te geven. Dit doen we in verband met internationale regelgeving.
Deze boei markeert het diepste punt van het vaarwater. Je kunt hem veilig aan beide kanten passeren. De haven invarend, zie je aan stuurboord zijde een groen baken en aan bakboord zijde een rood baken.
De richting van het vaarwater
Laterale betonning zijn de rode en groene boeien die je op een rij op ongeveer gelijke afstand in het water ziet liggen. De markering kan ook als een walbaken op de oever staan. Ze geven de richting en breedte van het vaarwater aan.
Varend vanaf de bron naar bijvoorbeeld de zee liggen de rode boeien en tonnen in principe altijd aan uw rechterzijde en de groene aan uw linker zijde. Op kanalen en meren is de stroomrichting niet altijd duidelijk. Aan de hand van de boeien kunt u wel concluderen hoe de wetgever de stroomrichting ziet.
Een klein zeilschip met het zeil over bakboord heeft voorrang op een klein zeilschip met het zeil over stuurboord. Varen ze met het zeil over dezelfde boeg, dan moet het loefwaartse schip voorrang verlenen aan het lijwaartse schip.
Op het water gaat stuurboord voor bakboord. Rechts heeft voorrang, net zoals dat vaak voorkomt op de weg. Als je in een vaargeul, met betonningen aangegeven, rechts (dus aan stuurboordzijde) van het hoofdvaarwater vaart, heb je voorrang op boten en schepen die het hoofdvaarwater op willen varen.
Als je met je neus naar de punt van het schip staat zit baKboord linKs, en stuuRboord Rechts.
De navigatielichten op de zijkanten van een schip (en een vliegtuig) hebben verschillende kleuren: aan bakboord rood, aan stuurboord groen. Deze lichten helpen andere schippers de beweegrichting en bak- en stuurboordzijde van een naderend schip te bepalen in het donker.
De navigatielichten op de zijkanten van een schip hebben verschillende kleuren: aan bakboord rood, aan stuurboord groen.
Er zijn boeien (met licht), tonnen (geen licht/ook wel blinde tonnen genoemd), sparboeien (deze zijn smal zodat ze minder last hebben van wind, stroom of kruiend ijs), drijfbakens (ton met staak en topteken), kopbakens (staak met kopteken op de kop van kribben) en steekbakens.
In principe is alle vaarwater rechts van het midden stuurboordwal. Kleine vaart moet voorrang verlenen aan grote/beroepsvaart en ruimte geven (indien mogelijk) aan een oplopend groot schip. De kleine vaart zal dichter aan stuurboordzijde van het vaarwater varen en de grote beroepsvaart zal dus meer in het midden varen.
Afk.: Fl Def.: het licht toont regelmatig schitteringen van al dan niet gelijkblijvende sterkte en van een duur korter dan die van de verduisteringen.
Beroepsvaart gaat voor (groot gaat meestal voor klein).
Dit zijn meestal schepen langer dan 20 meter. Deze schepen zijn beperkt in hun manoeuvres en kunnen hun schip vaak niet snel stilleggen. Blijf uit hun buurt en ga er vooral niet voor varen.
De bakens van het laterale stelsel bestaan in hoofdzaak uit groene, spitse, bakens en rode, stompe, bakens. De groene bakens liggen of staan aan de rechterkant van het vaarwater, de rode links.
De geel/zwarte betonning geven een obstakel of een ondiepte aan. De officiële benaming is cardinale betonning. Aan een kant moet je de ton niet passeren want daar is het gevaar of is er een ondiepte. Je passeert de ton aan de andere kant.
Het beste antwoord. Antifouling Door "fouling" veroorzaakte roest. Fouling is de ongewenste aangroei van microscopisch kleine organismen, mosselen en algen op de scheepsromp onder het wateroppervlakte. Om het schip hiertegen te beschermen gebruikt men een antifouling.
Wie heeft voorrang op het water? Degene aan stuurboordwal (rechts) gaat voor. Kleine schepen moeten voorrang verlenen aan grote schepen (groter dan 20m), passagiersschepen, veerponten en sleepboten. Beroepsvaart gaat voor pleziervaart.
Links en rechts
Bakboord is de linkerzijde van een schip. Stuurboord is de rechterzijde. Inderdaad, zó simpel is het. Bakboord en stuurboord duiden dus op de linker- en rechterzijde van een schip, niet op de linker- en rechterzijde van een persoon; je kijkt altijd van achteren naar voren.
De boeg is het voorste deel van een schip/boot. De boeg vormt de voorste punt in de voorsteven. Het merendeel van de boegen hebben als doel de scheepsweerstand te verminderen en stampen van het schip te verminderen.
Aldus bakboord. Ten slotte: waarom gebruiken de Engelsen portside? Het roerblad moest vrij blijven bij aanleggen in de haven of port, waardoor men altijd met de kant aan de kade lag die als vanzelf portside ging heten.
Varen zonder vaarbewijs
Wanneer kun je zo het water op? Je kunt varen zonder vaarbewijs op een boot met een maximale snelheid van 20 kilometer per uur en/of met een lengte van maximaal 15 meter. Overschrijdt de boot één van deze richtlijnen, dan moet je examen doen voordat je hier als schipper mee het water op gaat.
Op het water geldt voor snelle motorboten een landelijke maximumsnelheid van 20 km/h, tenzij ter plekke iets anders is aangegeven. Er zijn veel plaatsen waar de snelheid afwijkt. Op brede rivieren en grote meren mogen kleine schepen vaak sneller varen.
Niet bezeilde sector
Een zeilboot kan nooit pal tegen de wind in varen. Hij kan maximaal 45 graden aan de wind varen. De 'niet bezeilde sector' is dan ook 2 x 45 graden = 90 graden. Als een zeilboot toch een traject tegen de wind in wil varen, moet hij kruisen (laveren).
Als een punt bereikbaar is zonder overstag te hoeven gaan is het punt bezeild. Als het punt een hogerwal is, is het meestal niet bezeild.