Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Wat aten wij toen? Het eten was destijds goedkoop en simpel. De warme maaltijd bestond voornamelijk uit aardappelen, groente en (een klein beetje) vlees. Gerechten als stamppot, bruine bonensoep, watergruwel, hangop en rijstebrij waren aan de orde van de dag.
Het voedsel dat de boeren aten was doorgaans eenzijdig: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren. Er werd wel eens vlees gegeten, maar eigenlijk gebeurde dat alleen in de slachtmaand. In die maand werd een aantal dieren geslacht en opgegeten. Wat over was van het vlees (en ook vis) werd gepekeld.
Hoofdmaaltijd. Bij de hoofdmaaltijd hoort als het even kan vet vlees, zoals klapstuk of doorregen spek. Vis is goedkoper dan vlees. Vooral armere mensen eten haring uit de Noordzee, paling en snoekbaars uit het IJsselmeer en mosselen uit Zeeland.
De maaltijd van de armen was zeer eenzijdig en bestond vooral uit roggebrood en aardappelen. De goedkope aardappelen werden soms vermengd met wat groente of met een beetje vet of met wat peper en azijn. Vaak kwam het voor dat het voedsel van slechte kwaliteit was.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
In de jaren 70 bestond de dagelijkse maaltijd voornamelijk uit de gewone Hollandse pot: aardappelen, vlees en groente. Al dan niet in de vorm van een stamppot of lekker geprakt op het bord. Heel voorzichtig maakte gedurende dit decennium de buitenlandse keuken zijn entree. We maakten kennis met de Italiaanse keuken.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als smaakmakers werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
Het 18de- en vroeg 19de-eeuwse menu van boeren en arbeiders was eenzijdig: het bestond hoofdzakelijk uit aardappelen en roggebrood, tijdens goede jaren aangevuld met wat boter, vlees, eieren en heel af en toe kaas, vis, suiker en rijst. Dit leverde ongeveer 2300 kcal per dag op.
Nederland voedt zich zelf. Vanaf 1940 wordt de landbouw hervormd. Mensen eten hierdoor minder vlees en vet en meer aardappelen, granen en groenten dan in de jaren dertig. Het dagelijks menu wordt daardoor gezonder.
Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen.
In de middeleeuwen at men pannenkoeken, brij of pap en heel soms een sneetje roggebrood. Gewoon twee warme maaltijden per dag. Het weinige graan wat er was, werd voor het bierbrouwen gebruikt. Pas vanaf de zestiende eeuw at men een broodmaaltijd wat meestal bestond uit roggebrood, kaas, boter en bier.
Het Holbewoner Dieet, dat werd bedacht door professor Arthur De Vany, is gebaseerd op de eetgewoonten van onze vroegste voorouders die zo'n veertigduizend jaar geleden leefden. - Eet drie maaltijden per dag bestaande uit niet zetmeelrijke groenten, fruit en magere proteïnen.- Sla af en toe een maaltijd over.
De meest gangbare maaltijd van de jaren 60 was soep met ballen, kruimige aardappel met bloemkool of boontjes en varkenslapje en griesmeelpap of vla toe. En op feestelijke momenten kon de huzarensalade (of koude schotel uit het zuiden van het land) niet ontbreken!
Het was inderdaad vooral aardappelen , groente vlees en stamppotten. Soms ook macaroni ham-kaas al waren er kennelijk ook voldoende mensen die het niet aten of het bereidden als dessert.
De Marktslager. In de winter eten we vaak stamppot, grote borden met aardappelen, groente en vlees of stevige pasta's. Lichtere maaltijden als een stuk vlees op de barbecue met wat rauwkost zijn eerder typerend voor de zomer. Dit heeft niet alleen met het seizoen te maken.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Onderzoek laat zien dat de oermens een alleseter was en in die tijd moest eten wat voorhanden was; fruit, vis, vlees en noten. Maar het voedsel waarop al onze voorouders konden terugvallen waren knollen en wortels, die net als granen, veel zetmeel bevatten en daarmee energie leveren.
Door de Industriële Revolutie, de urbanisatie en de bevolkingsgroei veranderde die eetcultuur eind 19e eeuw, begin 20e eeuw. Zo ging van 1850 tot 1900 tarwe de plaats innemen van het goedkopere roggebrood. Brood en aardappelen domineerden dus het dieet in de eind 19e eeuw. Vlees werd gezien als een luxe product.
Behalve graan aten de soldaten varkensvlees, rundvlees, vis (o.a. snoek en mosselen) en kaas. De dieren graasden bij de kampementen. De vis werd uit de rivier gevangen met fuiken. De informatie die wij hebben over de voeding van de Romeinen komt onder andere uit schriftelijke bronnen.
Er staan veel recepten in met verse groenten. Een noviteit, want het eten van verse groenten werd in die tijd soms nog als ongezond beschouwd. De elite stortte zich in de Gouden Eeuw echter vol overgave op inmiddels vergeten groenten als wortelbiet, pastinaak, zeekool en warmoes.
Antwoord: Tot de oudste groenten behoren kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen. Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.
1973: Fondue
In de jaren 60 werden we langzaamaan besmet met het fonduevirus en tegen de jaren 70 had iedereen een pot in huis die steevast tijdens feestdagen tevoorschijn werd getoverd. Je eten 'koken' op tafel in een stroperige massa van kaas, chocolade of bouillon werd uiterst hip, verfijnd en gezellig bevonden.
Gezond eten was nog niet de trend. De variatie in de supermarkt wordt steeds groter. Naast macaroni en spaghetti hebben we nu ook vlindertjes en wokkeltjes en het zuivelschap wordt steeds voller met meer en meer verschillende toetjes. Niet alleen smaak beïnvloedt ons koopgedrag, ook het merk wordt steeds belangrijker.
In de jaren tachtig was veel snoep hetzelfde als nu, alleen heet het nu anders. Bekende snoepsoorten van die periode zijn Raider (nu Twix), Twix en Treets (M&M's), Bonitos en 3 musketiers. We aten veel kleurstoffen en suiker met snoep als Dummies, vliegende schotels, snoepschelpen- en lippenstiften en knettersnoep.