Het voedsel dat de boeren aten was doorgaans eenzijdig: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Vroeger at de gemiddelde Nederlander steevast elke avond aardappelen, vlees (bijvoorbeeld draadjesvlees) en groente. Velen herinneren zich de griesmeelpap met vel en de tot snot gekookte andijvie. Bovendien was het gebruikelijk om tussen de middag warm te eten.
Oude steentijd – het eten van rendierjagers
Deze mensen jaagden op zoogdieren (land- en zeedieren) en visten. Naast het jagen speelde het verzamelen een grote rol, denk aan het verzamelen van planten, korstmossen, paddenstoelen, eieren van vogels en schaal- en schelpdieren (KARG, 2011).
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen.
De allervroegste voorouders van de mens aten waarschijnlijk alleen planten. Net als de planteneters die er vandaag de dag rondlopen hadden ze grote, brede kaken. Dat begon te veranderen toen de eerste oermens met het predikaat homo – homo habilis – ten tonele verscheen.
Zo is uit de etnografie bekend dat jagers en verzamelaars bij tijd en wijle het bloed van dieren drinken. Ook van herdersvolken is dit gebruik bekend. Zij mengen het bloed dan vaak met melk. Vanaf de nieuwe steentijd werd vermoedelijk melk gedronken in ons land.
Antwoord: Tot de oudste groenten behoren kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen. Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.
De gedachte was voorheen dat het geslacht Homo altijd omnivoor was, maar dit gebeurde pas 1,65 miljoen jaar geleden. Het was de Homo erectus, de voorouder van de Homo sapiens, die vlees en andere dierlijke eiwitten ging eten. Maar dit was wel direct een van belangrijkste factoren in de evolutie van de moderne mens.
Het dagelijkse voedsel voor de armen in de middeleeuwen bestond uit kool, bonen, eieren, haver en bruin brood . Soms hadden ze als specialiteit kaas, spek of gevogelte. Alle klassen dronken gewoonlijk bier of ale. Melk was ook verkrijgbaar, maar was meestal gereserveerd voor jongere mensen.
Oud brood weggooien? Dat deed je vroeger niet. Het brood even onderdompelen in een mengsel van ei, melk, kaneel en vanillesuiker, even kort bakken en je hebt heerlijke wentelteefjes. Tomatensoep met balletjes, kippensoep, groentesoep en natuurlijk erwtensoep, deze traditionele soepen doen het eigenlijk altijd goed.
Er werd water gedronken, maar vaak werd het vermengd met bier of wijn. Een ander populair drankje was water met honing, en dat werd vaak een tijdje weggezet om te gisten, zodat er alcohol in kwam. Middeleeuwse mensen dronken ongetwijfeld liever bier of wijn dan water.
Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten. Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars.
Ridders aten vaak geroosterd vlees (kip, varken, konijn, etc.) en lokale groenten zoals wortels, kool en ui . De meeste maaltijden werden ook geserveerd met brood, gedroogd fruit en een alcoholische drank zoals mede of bier.
Middeleeuws eten: geen aardappelen, wel graan
Voor hun voedsel waren steden dus afhankelijk van de landbouw – en in Europese steden zie je dat de gewassen al van behoorlijk ver werden aangevoerd. Dat werd ook als een soort statussymbool gezien: van hoe verder je je voedsel haalde, hoe chiquer je was.
In de middeleeuwen was de zorg voor zieken gebrekkig, zeker voor de gewone bevolking. Geneeskundigen waren schaars en hun kennis beperkt. Geloof en bijgeloof speelden een rol. Kennis over de oorzaak van ziekten ontbrak veelal.
Hoofdmaaltijd. Bij de hoofdmaaltijd hoort als het even kan vet vlees, zoals klapstuk of doorregen spek. Vis is goedkoper dan vlees. Vooral armere mensen eten haring uit de Noordzee, paling en snoekbaars uit het IJsselmeer en mosselen uit Zeeland.
1853. In 1853 bakte de Amerikaanse kok George Crum bij toeval de allereerste chips. Een gast vond zijn gebakken aardappels te dik gesneden en stuurde deze terug naar de keuken. Crum sneed de aardappels toen zo dun dat ze niet meer met een vork gegeten konden worden.
Landbouwstedelijke samenleving
maatschappij waarin een minderheid van de bevolking in steden met handel en nijverheid woont. Samenleving van jager-verzamelaars: maatschappij van nomaden die leven van wat ze vinden in de natuur.
In de laatste ijstijd, zo'n 12.800 jaar geleden, bestonden de maaltijden van de Clovis-mensen in Noord-Amerika vooral uit mammoet. Dat hebben onderzoekers van University of Alaska Fairbanks ontdekt.
Het dieet bestaat uit ingrediënten die bekomen worden uit jacht en visvangst, zoals vlees en vis, en voeding dat kan worden 'verzameld' zoals eieren, noten, fruit, groenten en kruiden.
Dawkins noemt kannibalisme een taboe, maar het eten van mensenvlees is niet alleen een ethische kwestie. Ons vlees bevat namelijk infecterende proteïnes en deze kunnen ziekten veroorzaken en zelfs dood als gevolg hebben. Hiernaast is er ook een reële kans op bloedoverdraagbare ziekten.
Totdat ongeveer 10.000 jaar geleden de landbouw werd ontwikkeld, voorzagen mensen in hun voedsel door te jagen, verzamelen en vissen .
Onderzoek laat zien dat de oermens een alleseter was en in die tijd moest eten wat voorhanden was; fruit, vis, vlees en noten. Maar het voedsel waarop al onze voorouders konden terugvallen waren knollen en wortels, die net als granen, veel zetmeel bevatten en daarmee energie leveren.