Ridders leefden in kastelen. In zo'n kasteel moesten de bewoners veilig zijn tegen aanvallen van eventuele vijanden. Een kasteel werd gebouwd op een plek die moeilijk te bereiken was, bijvoorbeeld op een berg. In een kasteel woonden koningen, baronnen, ridders, bedienden en ander personeel.
Kastelen werden gebouwd voor rooftochten in vijandelijk gebied en militaire aanvallen. Door de rooftochten kon er worden ingeschat hoe sterk/zwak de vijand was. Pas in het de late Middeleeuwen, diende het kasteel als een versterkt herenhuis. De kastelen zijn met name in de middeleeuwen ontstaan.
In een kasteel woonde vroeger een aantal mensen. Natuurlijk de kasteelheer met zijn vrouw en kinderen. Maar ook de bedienden. Alle belangrijke mensen woonden in de hoofdburcht.
Vaak werd er flink gevochten om zo'n kasteel. Als er niet gevochten werd, ging het leven op het kasteel er meestal rustig aan toe. Er werd gewoond, geleefd, plezier gemaakt. In de woonkamer van het kasteel was een lekkere openhaard.
Ze vochten voor een heer of graaf. Omdat de ridders hoog op een paard zaten, liepen ze een stuk minder gevaar en konden ze soldaten te voet gemakkelijk verslaan. Later waren ridders belangrijk in de kruistochten. Ze vochten tegen de mohammedanen, vooral in het gebied waar nu Israël ligt.
Een echte ridder moest sowieso het verschil tussen mijn en dijn kennen. 'De lepels waarmee wordt gegeten, mag je niet meenemen. ' Ook mocht een waardige ridder nooit eten wanneer anderen dronken noch met volle mond praten of drinken.
Hun speciale wapenuitrusting kostte erg veel geld. En om dat geld te verdienen, boden ridders zich aan bij graven en prinsen, en vochten mee in hun legers. In ruil voor dat meevechten konden de ridders geld lenen van hun heer. Van dit geld kochten ze een groot stuk land, en dat lieten ze bewerken door boeren.
Kastelen hebben uiteenlopend functies, zoals een (militair) toevluchtsoord en woning voor een familie of en groep mensen. Dit onderscheidt een kasteel van een paleis (is niet versterkt), van een fort (is geen woonplaats van een edele) en van een ommuurde stad (collectieve verdediging).
Windsor mag dan het oudste kasteel ter wereld zijn (900 jaar), dit optrekje is nog steeds favoriet bij de Britse koninklijke familie.
De eerste kastelen werden gebouwd tussen 800 en 1000 na Christus. Dit kwam omdat in die tijd de Noormannen de kusten van Europa onveilig maakten met hun plunderingen. De mensen voelden zich niet zo veilig meer en wilde hun land en woning beschermen tegen die indringers.
Een rechtsom draaiende wenteltrap gaf het voordeel aan de verdedigers die zich aan de bovenkant van de trap hadden opgesteld. Aangezien rechts als dé zwaardhand gold was het voor de aanvallers lastig om de eerste slag toe te brengen.
Veel gevangen werden blootgesteld aan vernederingen en mishandelingen. In het kasteel verbleven op een gegeven moment ruim 450 NSB'ers en zo'n 50 Rijksduitsers 'die bij de mijnen iets op de kerfstok hadden'. Dit ging uiteraard gepaard met de nodige overlast voor de zusters en de kinderen van het tehuis.
Kasteel Hoensbroek mag zich het 'Allermooiste kasteel van Nederland' noemen. Een vakjury koos het Limburgse kasteel uit een top 5 waar ook Kasteel Westhove (ZL) , Kasteel de Haar (UT), Kasteel Huis Bergh (GD) en Kasteel Doorwerth (GD) in stonden.
Ze bestonden uit een houten toren met daaromheen een wal van aarde en een gracht. Bovenop die wal stond meestal een hek van houten palen met scherpe punten. Later kwamen er kastelen van steen. Die konden niet zo makkelijk in brand vliegen en ze waren veel sterker dan hout.
Het moest natuurlijk wel een veilige plek zijn. Daarom vestigden ze zich het liefst bij een kasteel, klooster of kerk. Als er gevaar dreigde konden ze daar bescherming zoeken. De handelaren vonden het ook belangrijk dat ze dicht in de buurt woonden van een rivier of knooppunt van wegen.
De eerste kastelen waren meestal rond. Vanaf ongeveer 1400 ging men vierkante kastelen bouwen. Die waren prettiger om in te wonen. Ze waren ook beter te verdedigen, want de verdedigers hadden vanaf een rechte muur een beter uitzicht over de omgeving dan vanaf een ronde muur.
Burg Hochosterwitz, Oostenrijk
De nummer één is… het kasteel Hochosterwitz in Oostenrijk! Dit bijzondere kasteel verdient de eerste plek voor de mooie route naar de burcht toe.
De plek met de meeste kastelen is Wales, waar je meer van deze imposante bouwwerken per vierkante kilometer vindt dan waar dan ook in Europa. Van de noordelijke bergstreek Snowdonia tot de Swansea Bay in het zuiden, overal zie je kastelen opdoemen die in de Arthur-legenden niet zouden misstaan.
De honderdjarige oorlog
Gebieden werden veroverd of verloren en zo verschoof de grens tussen de twee vechtende partijen elke keer weer. Waarna ze in de vredestijd kastelen bouwden om die grens te bewaken.
De uitrusting van een ridder bestond uit een minimum van een oorlogspaard, zwaard, schild en lans. Daarnaast droeg een ridder beschermende kleding zoals een maliënkolder, helm en beschermende stukken hard leer over de armen en benen.
Tsjechië is beroemd om zijn prachtige burchten en kastelen. Voor kasteel wordt ook slot gebruikt: het slot Loevestein. Het Franse woord voor kasteel, chateau, komt ook in het Nederlands voor, maar dan bedoelt men een wijnhuis of wijnkasteel.
Door de vloer op pilaren te bouwen, kon bijna de hele vloer door de rookgassen worden verwarmd. Soms werd de rook ook door holtes in de muur geleid alvorens uit het gebouw te ontsnappen, waardoor dus ook de muren werden opgewarmd.
Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden. De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man.
Ridders leefden in kastelen. In zo'n kasteel moesten de bewoners veilig zijn tegen aanvallen van eventuele vijanden. Een kasteel werd gebouwd op een plek die moeilijk te bereiken was, bijvoorbeeld op een berg. In een kasteel woonden koningen, baronnen, ridders, bedienden en ander personeel.
De beroemdste ridder
Eduard van Woodstock, de Zwarte Prins, was een uitstekend tacticus. Op zijn 16e behaalde hij twee overwinningen in de Honderdjarige Oorlog met minder mannen dan de vijand.