Waarom roterende injectieplaatsenAls u steeds opnieuw in hetzelfde gebied injecteert, kan dit leiden tot bulten en heuvels onder de huid die bekend staan als lipohypertrofie. Door te draaien waar u injecteert, kunt u zo min mogelijk op dezelfde plek injecteren.
De meeste mensen hebben een voorkeursplek om te injecteren, deze wordt onder andere bepaald omdat men rechts- of linkshandig is (de dominante hand). Om spuitinfiltraten te voorkomen, adviseer je om de injectieplaats te wisselen door te roteren en bij elke spuitplaats minimaal een centimeter afstand te houden.
Als u in een lipo injecteert, is het mogelijk dat de insuline niet goed wordt opgenomen en afgege- ven in het lichaam. Dit kan leiden tot grotere glycemieschomme- lingen met meer kans op onver- wachte hypo - en hyperglycemies. Ook kan er een toename zijn van de totale dagdosis insuline.
#9: Masseer de huid niet na de injectie
Er zijn aanwijzingen dat masseren van de huid na de injectie de opname van de insuline kan beïnvloeden. Daarom wordt dit afgeraden.
Door op de juiste plek en correct te injecteren, werkt u aan een goede glucosewaarde in het bloed. Als insuline verkeerd of in een verkeerde dosering geïnjecteerd wordt, kunnen er complicaties ontstaan zoals te hoge (hyper) en te lage (hypo) glucosewaarden.
Oppervlakkige injecties kunnen leiden tot hogere bloed- suikers en verdikkingen van de huid. Spuit niet steeds op dezelfde plaats. Dit stimuleert de vorming van onderhuids littekenweefsel. Daardoor wordt de insuline trager en slechter opgenomen.
Vanuit de buik wordt insuline sneller opgenomen dan vanuit de zijkant van de benen of billen.
Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in spierweefsel. De vloeistof wordt sneller (binnen 15 – 20 minuten1) in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie.
op de injectieplek mogen geen littekens of zwangerschapsstrepen zitten. als u op korte termijn geopereerd wordt aan uw buik of bovenbeen, mag u op deze plek niet injecteren. u kunt geen injectie plaatsen op plaatsen waar u een vochtophoping (oedeem), trombose, verlammingsverschijnselen of zichtbare bloedvaten heeft.
De aanwezige luchtbel in de injectiespuit (bij kant-en-klare injectiespuiten) niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Na volledige injectie zal deze luchtbel de ruimte in de naald opvullen zodat alle werkzame stof toegediend wordt.
Geschikte injectieplaatsen: insuline wordt niet op alle plaatsen even snel opgenomen: buik en dijen zijn de meest voorkomende injectieplaatsen – ten minste 1 cm afstand van de navel voor volwassenen en ten minste 3 cm afstand van de navel voor kinderen.
De zigzagtechniek wordt ook wel de Z-techniek of rangeertechniek genoemd. Wanneer je terugvloeien van vloeistof of irritatie door de geïnjecteerde vloeistof wilt voorkomen, kun je van deze techniek gebruik maken.
Complicaties/Bijwerkingen
Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn. Weefselbeschadiging bij patiënten die vaak geïnjecteerd worden.
Tips tegen spuitplekken
Gebruik bij elke injectie een nieuwe naald. Spuit elk spuittijdstip binnen een lichaamsdeel op een andere plek. Spuit bijvoorbeeld elke ochtend in het bovenbeen. Maar wel elke ochtend op een andere plek op het bovenbeen.
Als de subcutane injectietechniek goed is uitgevoerd, ligt de naald los in het onderhuidse bindweefsel. De spuit kan soepel heen en weer bewogen worden. De loodrechttechniek wordt het vaakst toegepast en heeft de voorkeur, omdat deze techniek eenvoudig is.
Voor een intramusculaire injectie worden bij voorkeur naalden van een lengte van 25 mm (1 inch) gebruikt. Onderzoek laat zien dat bij gebruik van kortere naalden de injectie vaak niet intramusculair terecht komt. Voor subcutane injecties zijn naalden met een lengte van 16 mm (5/8-inch) het meest geschikt.
De meest geschikte plaats is de buik. Je mag de hele buik, zowel onder als boven de navel gebruiken. Spuit alleen niet te dicht op de navel: hou ongeveer 5 tot 10 centimeter afstand. Ook billen en dijbenen zijn heel geschikt voor insuline-injecties.
Het juiste voorgeschreven medicijn wordt (zo nodig) opgelost en opgetrokken in een spuit.Vervolgens wordt het medicijn in een huidplooi ingespoten onder een hoek van 45° à 60°.
Om de juiste injectieplaats te bepalen verdeel je de bil in vier denkbeeldige vlakken, of kwadranten. Vervolgens injecteer je in het bovenste buitenste bilkwadrant (BBB). Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius).
Injectienaald subcutaan
Bijvoorbeeld bij het toedienen van insuline. De toediening van subcutane injecties bevindt zich in het onderhuidse bindweefsel. Het injectiegebied bevindt zich op het bovenbeen, het gebied rondom de navel, de billen of de buitenkant van de onderarm.
Subcutane injecties worden toegediend in het onderhuidse vetweefsel, waar de vloeistof langzaam wordt opgenomen. Intramusculaire injecties gaan direct in het spierweefsel en de vloeistof komt snel in de bloedsomloop.
Intracutaan (in de bovenste huidlaag), subcutaan (onderhuids) en intramusculair (in de spieren). Je leert de onderlinge verschillen van injecteren en wanneer deze toegepast worden. Je leert injecties gereed maken voor gebruik en het toedienen.
BIG-geregistreerde physician assistants, tandartsen, verloskundigen, klinisch technologen, geregistreerd-mondhygiënisten en verpleegkundig specialisten Algemene Gezondheidszorg (AGZ) zijn ook 'zelfstandig bevoegd' voor het toedienen van een injectie.
Verwijder de luchtbel in de spuit niet. Deze zorgt er juist voor dat alle vloeistof kan worden geïnjecteerd. Plaats uw vingers rond de plek waar u de naald inbrengt. Zorg ervoor dat u hierbij een huidplooi oppakt!