De overgangsweerstanden tussen de stroomklemmen en de te meten weerstand bouwen wel een spanning op, maar deze wordt niet meegemeten. Ook hier geldt dat de overgangsweerstanden tussen de spanningsmetingsklemmen en de te meten weerstand geen spanning opbouwen, aangezien er geen of nauwelijks stroom doorheen loopt.
Waarom weerstand meten? Om de conditie van een stroomkring of component vast te stellen. Hoe hoger de weerstand, hoe lager de stroom en vice versa.
Steek eerst de zwarte sonde in de "COM"-poort en de rode sonde in de poort met het label Ω. Let op: er kunnen ook andere symbolen voor verschillende metingen op deze poort staan. Als je een multimeter met automatische bereikinstelling gebruikt, draai je vervolgens de knop gewoon op Ω.
Je koppelt de batterij in een schakeling om de inwendige weerstand van de batterij te kunnen meten. Je schakelt een Voltmeter parallel aan de batterij. De voltmeter is aangesloten op de klemmen van de batterij en meet dus de klemspanning Uk. Je gebruikt een ampèremeter om de stroomsterkte in de stroomkring te meten.
De weerstand kun je altijd (ook bij een lampje) berekenen met R=U/I alleen is deze R NIET constant: Bij andere stromen en spanningen is de weerstand anders. Hoe je R kunt berekenen als je U en I niet weet hangt van de vraag af.
Dus: hoe hoger de spanning, hoe hoger de temperatuur en hoe groter de weerstand. Bij een lampje is de weerstand (R) dus groter bij grotere spanning.
De stroom die er loopt wordt bepaald door de weerstand. Hoe groter de weerstand hoe kleiner de stroom. Volgens de wet van Ohm geeft een 2x zo grote weerstand een 2x zo kleine stroom. Als je uitgaat van jouw formule P=I*I*R: I*I wordt dan 4x zo klein en R wordt 2x zo groot.
Interne weerstand en klemspanning
De spanningsbron heeft zelf een interne weerstand Ri. De spanning die over deze interne weerstand staat is volgens de wet van Ohm gelijk aan U = I * Ri.
Als je de weerstand test met een analoge multimeter, dan zal je de meter eerst op 0 moeten instellen voor je de daadwerkelijke test gaat uitvoeren. Houd de meetpennen tegen elkaar aan om een kortsluiting te veroorzaken, en pas vervolgens de regelaars zo in dat er 0 ohm wordt aangegeven.
Oneindige weerstand (open stroomkring) wordt op het display van sommige multimeters weergegeven als OL. Dit betekent dat de weerstand groter is dan het instrument kan meten. Weerstandsmetingen moeten plaatsvinden bij spanningsloze stroomkring, anders zou het meetinstrument of de stroomkring beschadigd kunnen raken.
Op deze manier gaan de ladingen niet door de voltmeter heen en kunnen de ladingen ongestoord door het onderdeel stromen waarvan je de spanning wilt meten. In sommige gevallen worden voltmeters niet direct over één onderdeel aangesloten.
Een weerstand is een elektrische component die de eigenschap elektrische weerstand heeft. Het is een voorwerp dat dient om de doorgang van elektrische stroom te bemoeilijken, er weerstand aan te bieden, met als gevolg een spanningsval over de weerstand.
Een ideale voltmeter beïnvloedt het circuit waaraan gemeten wordt niet. Hiervoor moet de inwendige weerstand van de voltmeter oneindig hoog zijn, waarmee de door de meting onttrokken stroom nul blijft.
Een kabel doormeten
Sluit het zwarte meetsnoer op COM en het rode meetsnoer op VωmA. Kies met de draaischakelaar het symbool o))). Hou de rode meetpen tegen het ene metalen uiteinde van de kabel en de zwarte meetpen tegen het andere. Als de multimeter piept, is de kabel nog goed.
Dit gebeurt door een elektrische spanning (die geleverd wordt door de batterij in de meter) aan te brengen over het te meten component en de resulterende elektrische stroom te meten. Via de wet van Ohm kan dan de elektrische weerstand worden berekend.
De meetpennen houden we tegen de plus en massa aan om het spanningsverschil over de lamp te meten. Op het moment dat de schakelaar wordt geopend, is de stroomkring onderbroken. Er loopt geen stroom meer door het circuit, waardoor de lamp uit gaat. De multimeter geeft met deze verschilmeting 0 volt aan.
De meeste isolatietesters zullen geen meting uitvoeren als zij een spanning van meer dan 30 V detecteren. Volgens de wet moet de weerstand op een installatie minimaal 1000 Ohm per volt aan bedrijfsspanning zijn.
Een stopcontact is geen spanningsbron, dit contact maakt verbinding tussen jouw apparaat en de elektriciteitscentrale! Alle spanningsbronnen leveren een hoeveelheid spanning (Volt). Op een spanningbron staat vermeld hoeveel spanning er uit gehaald kan worden. Daarnaast is er ook een hoeveelheid stroom nodig.
Als je deze in serie plaatst met het apparaat dan wordt de stroom door het apparaat beïnvloed door de meter (I wordt nagenoeg 0A). Opdracht 3 : Een stroommeter heeft ook een speciale eigenschap. Door deze meter kan enorm eenvoudig stroom door vloeien.
Een spanningsbron houdt dus de elektrische stroom in stand en levert elektrische energie. De lading vervoert energie van de spanningsbron naar het apparaat. Voorbeelden van spanningsbronnen zijn accu's of batterijen.
Dit verband tussen de spanning, stroom en weerstand is vastgelegd in de wet van Ohm (naar de Duitse natuurkundige Ohm): In een geleider waardoor een elektrische stroom vloeit, is de stroom recht evenredig aan de spanning, en omgekeerd evenredig aan de weerstand.
De spanning neemt alleen maar af als de stroomsterkte I gelijk blijft en de weerstand afneemt: U=IR. Maar als door de grotere weerstand er minder stroom gaat lopen, kan de spanning gelijk blijven. Vergelijk het met een waterstroom: een losse baksteen in een waterbeekje geeft enige weerstand.
Ohm heeft experimenteel vastgesteld dan indien de spanning over een weerstand wordt verhoogd, de stroom door de weerstand toeneemt. Als de spanning over de weerstand afneemt, neemt de stroom ook af. Bijvoorbeeld: als de spanning over een bepaalde weerstand wordt verdubbeld, verdubbeld ook de stroom door deze weerstand.