Het volk woonde honderden jaren geleden langs de Nederlandse kust, in Duitsland en in Denemarken. Ook toen hadden ze al een eigen taal. Nu leven de Friezen vooral in hun eigen provincie Friesland. En daar blijven ze hun eigen taal spreken.
De Friese taal
De 17 keuren en 24 landrechten van het Friese volk zijn tussen de 11e en 13e eeuw in het Oudfries geschreven, een Germaans dialect. Vanaf het moment dat hertog Albrecht van Saksen in 1498 besloot dat het Nederlands de bestuurstaal in Friesland moest worden, werd het Fries voornamelijk een gesproken taal.
Geschiedenis van de Friese taal
De oorsprong van de Friese taal ontstaat al rond het jaar 500 en werd onder andere gesproken in wat nu Nederland, Duitsland en Denemarken is. Vanaf de middeleeuwen (1150-1550) ontwikkelde het Fries zich steeds verder en kwamen er ook verschillende dialecten.
Waarom? Heel eenvoudig: Fries voldoet als enige van de regionale talen aan de gestelde eisen. Zo heeft het een duidelijke grammatica, is er sprake van historische ontwikkeling en vinden de sprekers zelf dat ze de taal Fries spreken. Friesland wordt al lange tijd door de Nederlandse overheid erkend als tweetalig.
Net als de in Duitsland gesproken Noord-Friese dialecten en het Saterfries, stamt het huidige Fries af van het Oudfries. Deze taal vertoonde sterke overeenkomsten met het Oudengels, waarvan sommige nog steeds zijn terug te vinden in het moderne Fries.
Het Engels en Fries zijn nauw verwant aan elkaar. Toch is daar tegenwoordig niet zoveel meer van te merken, afgezien van een aantal woorden. Maar het Oudfries en het Oudengels lijken wél veel op elkaar. Bremmer: “Er zijn veel fonologische overeenkomsten tussen het Oudfries en Oudengels.
Naar huidige inzichten stammen de tegenwoordige Friezen niet af van de Frisii van Tacitus, maar van landverhuizers uit de 5e en 6e eeuw die de kust van Nederland en Duitsland koloniseerden.
De Keltische wortels van de wereldtaal Engels, maar ook van het Fries. Het zijn voorbeelden van recente ontdekkingen op het gebied van de Keltische talen en cultuur.
Het moderne Engels en het Fries zijn echter niet onderling verstaanbaar , en de Friese talen zijn ook onderling niet verstaanbaar. Dit komt door onafhankelijke taalkundige vernieuwingen en taalcontact met buurtalen.
De letters Q en X komen niet voor in authentieke Friese woorden. De Q en X worden alleen gebruikt bij het schrijven/uitspreken van leenwoorden. Zowel in Nederland als in Duitsland wordt er Fries gesproken.
Koese (slapen), halje-trawalje (haastig, onverwachts) , ferrinnewearje (vernielen), manjefyk (magnifiek). Oefriese woorden zou je zeggen. Mis. Hoewel ze Fries klinken, hebben deze woorden een hele andere oorsprong: het Frans.
Hoewel de Friezen traditioneel niet geassocieerd werden met de Vikingcultuur, heeft recent onderzoek uitgewezen dat ze nauwe banden hadden met de Noormannen . Er zijn bewijzen van Vikingnederzettingen en artefacten gevonden in de hele regio.
Tussen de drie levende Friese talen bestaat geen of slechts een beperkte wederzijdse verstaanbaarheid. Voor het Noord-Fries geldt zelfs dat enkele van de hiertoe gerekende varianten onder elkaar tot op zekere hoogte niet wederzijds verstaanbaar zijn.
Hoewel het Fries ongeveer 300 jaar na het einde van de Oudfriese periode nauwelijks als geschreven taal werd gebruikt, is er in de moderne tijd een opleving geweest in het West-Friese gebied . De taal wordt nu gebruikt in de scholen en rechtbanken in de provincie Friesland. Er is ook een Friese Academie.
De Friese talen werden in 2004 door ongeveer 612.000 mensen als moedertaal gesproken , voornamelijk in de Nederlandse provincie Fryslân (Friesland), en verder in het Duitse Noord-Friesland en Saterland.
Er wordt geschat dat er een lexicale gelijkenis van 80% is tussen de twee talen, vaak inclusief alledaagse basiswoorden. Deze relatie komt door de nauwe historische banden tussen Nederland en het VK (voornamelijk met betrekking tot binnenvallende Angelen en Saksen).
Het West-Fries heeft de groet môj (1984, uit morrie), het Twents en het Stellingwerfs morn (naast moi), het Afrikaans môre, Papiaments mòru. De Friese variant is moarn (1847); het gebruik daarvan gold nog rond 1900 in veel situaties als ongepast.
Volgens schattingen in het meest recente wetenschappelijk onderzoek, kan 95% van de inwoners van Friesland het Fries goed of redelijk verstaan.
Hallo zeggen
Fries: Hoi, hoe giet it? In de ochtend kun je zeggen 'goemoarn' (goedemorgen), in de middag kun je zeggen 'goemiddei (goedemiddag) en in de avond kun je zeggen 'goejûn' (goedenavond).
De West-Friezen beschouwen zichzelf over het algemeen niet als onderdeel van een grotere groep Friezen. Volgens een peiling uit 1970 identificeren zij zich meer met de Nederlanders dan met de Oost- of Noord-Friezen .
Friezen worden vaak omschreven als een trots volk. Ze zijn eigenwijs en standvastig (blijven bij hun ideëen). Verder hebben ze vaak blond haar, een lichte oogkleur en zijn ze lang van gestalte.
De overheersende taal in het gebied dat nu Nederland is, was toen nog Fries. Nederlands is dus eigenlijk een importtaal. Migratiestromen uit het zuiden namen de taal mee en drongen het Fries terug richting het noorden.
In grote lijnen gaat het erom dat je een 'echte' Fries bent als de hele zin, in het Fries dus, zonder fouten kan opdreunen. Andere varianten van deze uitspraak zijn: Bûter, brea en brune sûker (bruine suiker) wa't dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries.
De term "fries" is afkomstig van het Latijnse "frīsum", wat een band of een horizontale strook betekent. Architectonisch fries: Een deel van het entablement in de klassieke architectuur, gelegen boven de architraaf en onder de kroonlijst. Het kan eenvoudig zijn of versierd met reliëfsculpturen .
Dat was van 1515 tot 1524. In 1581 werd Friesland weer zelfstandig en ging samenwerken in de Republiek der 7 Verenigde Nederlanden. In 1795 werd Friesland een provincie van de Bataafse Republiek. Vanaf 1815 was het een provincie in het Koninkrijk der Nederlanden.