De reden om een dergelijk onderzoek van het oor uit te voeren ligt meestal bij aangeboren of verworven gehoorsverlies of zelfs doofheid gelegen in het binnenoor (slakkenhuis), op het verloop van de gehoorszenuw of de hersenstam of hersenschors verantwoordelijk voor het gehoor.
Een brughoektumor kan klachten veroorzaken als gevolg van druk op de zenuwen die zich in de buurt van de tumor bevinden. In de meeste gevallen zijn dit evenwichtsklachten, een verminderd gehoor en oorsuizen aan de kant van de brughoektumor.
Bij dit onderzoek gebruikt men een sterk magneetveld en radiogolven. Bij het onderzoek naar een (mogelijke) brughoektumor wekt men met behulp van de radiogolven en het magneetveld bepaalde signalen op in het hoofd. Een antenne ontvangt deze signalen en de computer vertaalt dit in een beeld.
De klachten van een brughoektumor
Vaak zijn er klachten van oorsuizen. Door groei van de tumor ontstaat druk op de omliggende zenuwen en eventueel hersenweefsels. Dit geeft uitval van de gehoor- en evenwichtszenuw; ook kan een doof gevoel in het gelaat ontstaan.
Een brughoektumor wordt meestal vastgesteld door een KNO-arts. Een onderzoek van het gehoor kan dan wijzen in de richting van een brughoektumor. Het aangewezen onderzoek om de diagnose te bevestigen is een MRI-scan. Soms wordt een brughoektumor per toeval door een neuroloog vastgesteld.
Een snelgroeiende of grote tumor veroorzaakt drukverhoging in de hersenen. Een gevolg van drukverhoging kan hoofdpijn zijn. Dit krijg je vooral bij activiteiten die zelf ook de druk laten toenemen, zoals bukken, niezen of persen. Soms gaat de hoofdpijn samen met misselijkheid en overgeven, vaak vroeg in de ochtend.
Het is belangrijk te benadrukken dat een brughoektumor niet agressief is, dus niet uitzaait en niet levensbedreigend is. Een brughoektumor kan wel ingrijpende gevolgen hebben indien hij groter wordt en daardoor verschillende zenuwen of hersendelen beknelt.
Ondanks dat een brughoektumor meestal niet kwaadaardig is, is een vroegtijdige opsporing belangrijk vanwege de centrale ligging in het hoofd. Naarmate de tumor groeit neemt de kans op schade van zenuwen en hersenstam toe. Ook worden de risico's van een behandeling groter.
Hoe snel een brughoektumor groeit, is niet altijd goed voorspelbaar. Meestal groeit de tumor langzaam, 1 à 2 mm per jaar. Soms kan de tumor ook jarenlang niet groter worden. Daarom is het soms niet nodig om direct tot behandeling over te gaan.
Het aangewezen beeldvormend onderzoek om de diagnose te bevestigen is de MRI-scan van het hoofd, waarmee zelfs zeer kleine tumoren van slechts enkele millimeters aan te tonen zijn. Natuurlijk is niet iedere duizeligheid het gevolg van een brughoektumor.
Als het gehoorverlies aan één oor optreedt, kunt u niet meer aangeven van welke kant het geluid komt. Met behulp van het MRI-onderzoek kunnen pezen, spieren, hersenweefsel, kraakbeen, tussenwervelschijven, organen of bloedvaten zichtbaar worden gemaakt.
Symptomen. Bij een acusticusneurinoom zal door directe druk op de zenuw, een verstoring optreden van de gehoors- en evenwichtszenuw. De meeste klachten zijn dan ook duizeligheid, gehoorsdaling en oorsuizen.
Het evenwichtsorgaan zit in het binnenoor. Het zijn buisjes met vocht binnenin. De ziekte komt waarschijnlijk door te veel vloeistof in de buisjes van het evenwichtsorgaan. De oorzaak is onduidelijk.
Jaarlijks wordt er in Nederland bij ongeveer 350 patiënten voor het eerst de diagnose brughoektumor gesteld. Meestal zit een brughoektumor aan één kant, maar soms ook aan beide kanten. In het laatste geval is er dan vaak een verband met de erfelijke aandoening neurofibromatose type 2 (NF2).
Bij de ziekte van Ménière is er sprake van een niet goed werkend binnenoor. Veelal verloopt de ziekte van Ménière met aanvallen. Zo'n aanval gaat gepaard met duizeligheid, misselijkheid, braken en met het horen van geluiden die niet uit de omgeving komen: het oorsuizen.
De tumoren ontstaan meestal rond het 50e tot 60e levensjaar, maar kunnen ook veel eerder of later optreden. Wat dat betreft is er een grote spreiding. Mannen en vrouwen lopen min of meer in gelijke mate het risico een hersentumor te krijgen.
De hoofdpijn bij een hersentumor is niet voor iedereen gelijk, maar de typische hoofdpijn bevindt zich achter de ogen, heeft een drukkend karakter en is niet kloppend, zoals bijvoorbeeld bij migraine het geval is. Bij tumoren in de kleine hersenen kan de hoofdpijn juist in het achterhoofd zitten.
Onbegrepen oorpijn kan ontstaan door strakke kaak en/ of halsspieren. Deze klachten worden vaak veroorzaakt door stress, spanningen, verkeerde mondgewoonten zoals klemmen en knarsen en een verkeerde houding.
Doordat het oorsmeer tegen de huidwand aankleeft, kan het gaan broeien en jeuk veroorzaken. Ook kan het duizeligheidsklachten en tinnitus geven.
Veel mensen denken dat hoofdpijn een teken is van een hersentumor. Niets is minder waar. Hoofdpijn komt veel voor (50 tot 80 procent van alle Nederlanders), maar wordt gevoeld in de buitenkant van het hoofd: de schedel, vliezen, spieren en bloedvaten. De hersenen zelf zijn gevoelloos.
Je hersenen ontvangen dan te weinig input vanuit de oren, hierdoor worden de hersencellen uit zichzelf actief. Daardoor kun je geluid waarnemen. In dit soort situaties kan het oorsuizen afnemen door behandeling van het gehoorverlies. Het is dus verstandig om langs de huisarts te gaan als het oorsuizen aanhoudt.”
Door de verhoogde hersendruk krijg je last van hoofdpijn, misselijkheid en overgeven. Je oogzenuw kan door de druk in de hersenen ook opzwellen, dat noemen we papiloedeem. De oogarts kan dat zien. Je kunt ook prikkelbaar worden en je gedrag en je ontwikkeling kunnen veranderen.
Bloedonderzoek. Je kunt ook onderzoek doen naar de hoeveelheid stoffen in je bloed; is er precies genoeg of is er juist te veel of te weinig. Bij een hersentumor klopt soms de hoeveelheid van bepaalde stoffen niet, bijvoorbeeld als de tumor in het gebied van de hypofyse zit kan de hoeveelheid hormonen veranderen.
Van de mensen met een laaggradig glioom is ruim 80% twee jaar na diagnose nog in leven, terwijl dit ongeveer de helft is onder patiënten met een hooggradige ziekte. Glioblastoom, het meest voorkomende type, heeft de slechtste prognose met een 2-jaarsoverleving van nog geen 20%.