Wanneer er grind op een plat dak ligt en het vriest + sneeuwt, kunnen er geen zonnepanelen gelegd worden. De stenen liggen aan elkaar vastgevroren. Bij een bitumen dak is het afhankelijk van de situatie.
Een plat dak is heel geschikt voor zonnepanelen. Zo heb je minder last van schaduw en wek je snel meer energie op. Op deze manier haal je het maximale uit je zonnedak.
U kunt zonnepanelen op een plat dak installeren - u hebt alleen de juiste installateur en meer apparatuur nodig . Als u een plat dak hebt, realiseert u zich misschien niet dat zonnepanelen goed kunnen werken voor uw huis of bedrijf. U hebt meer rekapparatuur nodig om ervoor te zorgen dat uw panelen op het zuiden gericht zijn en in een optimale hoek staan.
Als je twijfelt over de geschiktheid van je dak voor het plaatsen van zonnepanelen, kun je het beste advies vragen aan een specialist op het gebied van zonne-energie of een erkend installateur. Zij kunnen je helpen bij het beoordelen van de situatie en het maken van een plan voor de installatie van de zonnepanelen.
Hoewel plaatsing van platte panelen mogelijk is, brengt deze installatiemethode meer risico's met zich mee dan andere installatiemethodes. Vooral in gebieden met veel regen en sneeuw, waar er kans is op dakoverstroming, kan het gevaarlijk zijn om zonnepanelen plat te leggen.
Zonnepanelen kunnen op twee manieren worden geplaatst: liggend (landscape) of staand (portrait). In vrijwel alle gevallen worden zonnepanelen op een plat dak in landscape positie geplaatst. Dit heeft te maken met de wind en de benodigde ballast.
Daarom wordt aangeraden dat de kabel die loopt van de zonnepanelen naar de omvormer niet langer dan tussen de 15 en 20 meter dient te zijn. Ook de kabel die loopt van de omvormer naar de meterkast kan beter niet langer dan 20 meter zijn.
Je moet je wel aan bepaalde richtlijnen houden. De panelen mogen bijvoorbeeld niet uitsteken buiten het dakvlak. Het kan zijn dat je wel een vergunning aan moet vragen als de garage, overkapping of carport zich in een beschermd stadsgezicht bevindt of als de constructie door de panelen heel erg verandert.
Volgens het Amerikaanse ministerie van Energie is de beste plek voor zonnepanelen op het Amerikaanse vasteland om het maximale rendement te behalen, ongeveer op het zuiden gericht en met een hellingshoek van 15 tot 40 graden .
Voor platte bitumen daken moet rekening gehouden worden met waterdichtheid en draagkracht. Bij daken ouder dan 20 jaar adviseren we een inspectie en mogelijk vervanging van de bitumen dakbedekking voordat zonnepanelen worden geplaatst.
Het laten plaatsen van zonnepanelen op een oud dak kan wel, maar is niet ideaal. Zeker wanneer u regelmatig last heeft van lekkages en er veel dakpannen beschadigd zijn, zal het dak regelmatig gerepareerd moeten worden en eerder aan vervanging toe zijn dan de zonnepanelen.
Voorbeeld: Een dak van 10m x 5m geeft u 50 vierkante meter bruikbare ruimte. Deel het totale bruikbare dakoppervlak door het oppervlak van een standaard zonnepaneel (1,7 vierkante meter) . Voorbeeld: 50 vierkante meter ÷ 1,7 vierkante meter = 29 panelen.
Kies bij het installeren van zonnepanelen op een plat, bitumen dak voor een ballast-systeem. Dit is een montagesysteem waarbij je de panelen op een frame plaatst dat verzwaard wordt met ballast. Zoals grind of betontegels. Dit houdt de panelen zelfs bij harde wind stabiel.
Zonnepanelen krijgen het meest te verduren bij harde wind, vooral wanneer ze op een plat dak geïnstalleerd zijn. Dit komt omdat er bij deze installaties vaak meer ruimte is tussen het dak en de panelen, waardoor de wind er gemakkelijker onder kan komen.
Soort dak: platte daken, schuine daken en materiaal
Een schuin dak met dakpannen, een dak met golfplaten of platte daken zijn het meest geschikt voor zonnepanelen. Zonnepanelen op andere soorten daken, zoals een rieten dak, of leien daken zijn niet altijd een optie.
Dat zonnepanelen op een plat dak een hogere totaalopbrengst hebben, komt doordat panelen daar efficiënter geplaatst kunnen worden. Bij schuine daken (uitgaande van een dakdeel gericht op het zuiden) is de helft van het dak zo goed als onbruikbaar.
Bij een plat dak is de richting minder belangrijk, want je kunt zonnepanelen alle kanten op richten. Vaak staan ze allemaal met hun gezicht naar het zuiden. Dan vangen ze de meeste zon, maar er zit ook een nadeel aan: omdat de panelen zelf schaduw op het dak werpen, passen er minder panelen op je dak.
In de meeste gevallen kunnen zonnepanelen worden geïnstalleerd zonder dakdoorvoeringen met een ballastzonnemontagesysteem . In sommige gevallen, met name bij kleinere platte daken, kunnen doorvoeringen echter noodzakelijk zijn.
Voor platte daken geldt dat men een minimale afstand tussen de rijen panelen in acht moet nemen, om te voorkomen dat de ene rij de andere rij beschaduwd. Afhankelijk van de opstelling (portrait of landscape) en de afmetingen van het paneel kan men de minimale afstand tussen de rijen berekenen.
Wettelijk gezien zijn er weinig punten die uw buren kunnen inbrengen. De buurman of buurvrouw kan bijvoorbeeld klagen dat de zonnepanelen een gedeelte van het zonlicht blokkeren. Maar in Nederland is er geen recht op zonlicht.
Zonnepanelen op een plat dak worden met behulp van een frame schuin, meestal onder een hellingshoek van 15 graden, op het dak geplaatst. De lange zijde van de zonnepanelen worden horizontaal (landscape) geplaatst.
Met een dak op het zuiden produceren uw zonnepanelen de meeste energie, maar daken op het oosten of westen kunnen ook goed werken en produceren energie voor een groot deel van de dag. Daken op het noorden zijn de meest ongunstige optie voor zonnepanelen, omdat ze heel weinig direct zonlicht ontvangen.
Er moet een aparte groep in de meterkast voor PV(T) panelen worden gemaakt. PV(T) panelen leveren altijd stroom als er licht op schijnt. Je kunt ze ook uitzetten door de omvormer uit te schakelen, maar beter en veiliger is om een aparte groep te gebruiken.
Moet de omvormer zich in de buurt van de meter bevinden? Het is echter aan te raden om de omvormer op de meest geschikte plek op locatie te plaatsen. Dit kan een garage, wasruimte of meterruimte zijn. De afstand tussen de omvormer en de meter mag niet meer dan 20 meter bedragen om transmissieverliezen te voorkomen.
De kabel van de omvormer naar de meterkast
Voor omvormers (fase 1) wordt een 3-aderige kabel gebruikt (3 x 2,5 tot 6 mm2) en voor omvormers (fase 3) 5 x 2,5 mm2. Deze kabeldikte kan berekend worden met behulp van het vermogen van de omvormer en de lengte van de kabel.