Zowel pre-teaching als re-teaching (waarvan de ondersteuningslessen een voorbeeld zijn) is effectief voor het vergroten van leeropbrengsten. Pre-teaching heeft een gunstige uitwerking op het zelfvertrouwen van leerlingen, wat weer gunstig is voor de leerprestaties.
Bij preteaching krijgen zwakke leerlingen voor de les alvast uitleg over de lesstof. Op deze manier krijgen de kinderen twee keer instructie, dat heeft een positief effect op de resultaten. Preteaching is op die manier een vorm van differentiatie, want zo wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de leerlingen.
Pre-teaching wordt meestal door de leerkracht zelf gegeven.Een RT'er, IB'er of onderwijsassistent kan ook dit soort extra instructie geven. Een RT'er is een remedial teacher. Een RT'er geeft extra ondersteuning aan kinderen met leer- of gedragsproblemen en is niet direct verbonden met een school.
Door het versterken van de basisinstructie kun je veel uitval voorkomen. De leerlingen die het lesdoel tijdens de kleine lesafsluiting onvoldoende beheersen, krijgen een verlengde instructie. Het staat niet bij voorbaat vast welke leerlingen deelnemen aan de verlengde instructie.
Bij convergente differentiatie wordt gestreefd naar het behalen van minimumdoelen voor alle leerlingen. Bij divergente differentiatie gelden verschillende doelen voor verschillende (groepen) leerlingen. Heterogene groepen verdienen bij convergente differentiatie de voorkeur boven homogene groepen.
Door deze verschillen sluit het onderwijsaanbod meer of minder goed aan. Het kan bijvoorbeeld gaan over verschillen in voorkennis, hoe goed iemand kan leren, uit welke cultuur iemand komt en hoe gemotiveerd iemand is. Ga je bewust met de verschillen om, dan ben je bezig met differentiëren.
Differentiatie in je les geeft al een wereld van verschil. Juist ook in grote (onrustige) klassen met grote verschillen in niveau. Leerlingen worden namelijk rustiger en leren beter als je aansluit bij hun behoeften en hun niveau.
Adaptief onderwijs gaat uit van de verschillen tussen kinderen en stemt het onderwijs af op de behoefte van de leerlingen. De visie erachter is dat kinderen beter leren als de leerstof op de interesses van de leerlingen is afgestemd. Adaptief onderwijs wil afwisseling in de lessen en meer aandacht voor samenwerken.
De instructie is erop gericht om (de betekenis van) de stappen duidelijk te maken en de leerlingen te leren hoe ze die moeten toepassen. De leraar gaat na of de leerlingen begrijpen wat ze doen en weten hoe ze het moeten doen.
Een goede leerkracht is betrokken op zijn leerlingen. Betrokkenheid houdt hierbij in dat je elke leerling persoonlijke, positieve aandacht geeft. Betrokkenheid van de leerkracht heeft invloed op het welbevinden van kinderen en zorgt ervoor dat het zelfvertrouwen van de leerlingen toeneemt.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen het meeste leren van het zelf oefenen met de lesstof en van directe toepassing. Lesstof beter onthouden kan ook door bijvoorbeeld hardop te lezen en/of met de hand mee te schrijven tijdens de uitleg. Bijvoorbeeld door aantekeningen, een samenvatting of een mindmap te maken.
Elke leerkracht heeft zijn stijl en zijn karakter en leerlingen vinden gemakkelijk aansluiting bij een van beiden. Pedagogisch is het grote voordeel dat je veel beter kan inspelen op verschillen tussen de leerlingen. Je kan meer aandacht geven aan wie het nodig heeft: kinderen met dyslexie of dyscalculie bijvoorbeeld."
Bij preconcepten gaat het om allerlei gedachten en beelden die leerlingen in hun hoofd hebben over een onderwerp. Hieronder vallen o.a. vooroordelen, vermoedens en (ondoordachte) meningen. Bij misconcepten gaat het om ideeën van leerlingen die echt niet kloppen met de feiten, de theorie.
Praktijkonderwijs is voortgezet onderwijs. Praktijkonderwijs bereidt leerlingen zo goed mogelijk voor op de maatschappij. Alle leerlingen volgen een eigen ontwikkelplan. Leren, werken, redzaamheid, burgerschap en vrije tijd zijn daarbij belangrijke aspecten.
We definiëren een goede leraar als een leraar die een aanwijsbare bijdrage levert aan het leren en de ontwikkeling van leerlingen. Dat betekent dat kenmerken van een goede leraar op de een of andere manier invloed moeten hebben op de kennis, vaar- digheden en / of houding en motivatie van leerlingen.
In het kort: EDI legt de focus vooral op de manier van instructie geven, ADI benadrukt het activeren van leerlingen en IGDI focust op differentiatie in de les. EDI richt zich tevens vooral op de instructiefase van de les en het tussentijds (formatief) controleren van het effect daarvan.
Een didactische werkvorm is de activiteit die een docent met leerlingen/studenten uitvoert om hen iets te leren. Bekende werkvormen zijn: rollenspelen, leergesprekken en presentaties.
Adaptief onderwijs is het zoeken van manieren om tegemoet te komen aan verschillen in onderwijsbehoeften bij kinderen. Omgaan met verschillen tussen leerlingen dus. Maatregelen die bijdragen aan de realisering van dit voornemen maken het onderwijs adaptiever.
De aanwezigheid van kinderen met een internationale achtergrond in de klas biedt kansen om aandacht te geven aan wereldburgerschap in je les. Juist in onze steeds meer geïnternationaliseerde wereld is het van belang dat kinderen leren over culturele verschillen en hoe ze daarmee om kunnen gaan.
Via kernbegrippen, definities en eerder gepubliceerd werk trachten we de essentie te vatten. In deze aflevering Luc Stevens. Hij spreekt over de psychologische basisbehoeften: autonomie, competentie en relatie, ontleend aan de Self Determination Theory van Edward Deci en Richard Ryan.
Differentiatie is het nemen van maatregelen waarmee de pedagogisch medewerker of leerkracht tegemoet komt aan de verschillen tussen leerlingen. De onderwijsprofessional kan aanpassingen doen in aanbod (hoeveelheid en vorm), tijd, te bereiken doelen en verwerkingswijze.
De leerlingen leren veel van en met elkaar.Coöperatief leren bevordert ook de sociale vaardigheden en draagt daardoor bij aan een verbeterde sfeer in de groep. Coöperatief leren is ook een effectieve vorm van klassenmanagement, want de leerkracht maakt gebruik van het vermogen van leerlingen om elkaar te helpen.