De 17 keuren en 24 landrechten van het Friese volk zijn tussen de 11e en 13e eeuw in het Oudfries geschreven, een Germaans dialect. Vanaf het moment dat hertog Albrecht van Saksen in 1498 besloot dat het Nederlands de bestuurstaal in Friesland moest worden, werd het Fries voornamelijk een gesproken taal.
Heel eenvoudig: Fries voldoet als enige van de regionale talen aan de gestelde eisen. Zo heeft het een duidelijke grammatica, is er sprake van historische ontwikkeling en vinden de sprekers zelf dat ze de taal Fries spreken. Friesland wordt al lange tijd door de Nederlandse overheid erkend als tweetalig.
De Rijksoverheid erkent de Friese taal als officiële taal via de Wet gebruik Friese taal en onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Europese landen mogen andere talen dan hun officiële landstaal erkennen. Zo beschermen zij de vele talen in Europa.
Naar huidige inzichten stammen de tegenwoordige Friezen niet af van de Frisii van Tacitus, maar van landverhuizers uit de 5e en 6e eeuw die de kust van Nederland en Duitsland koloniseerden. Er is geen aantoonbaar bewijs voor continuïteit in de bewoningsgeschiedenis van het noorden van Nederland.
Het Fries is een West-Germaanse taal, net als het Nederlands, het Engels en het Duits. Het Fries lijkt meer op het Engels, terwijl het Nederlands meer op het Duits lijkt.
Het huidige Fries stamt af van het Oudfries, dat een sterke overeenkomst vertoonde met het Oudengels, waarvan enkele overeenkomsten met het Engels nog steeds zijn terug te vinden in het moderne Fries. Het Oudfries en het Oudengels behoren samen met het Oudsaksisch tot de groep Ingveoonse talen.
Het Engels en Fries zijn nauw verwant aan elkaar. Toch is daar tegenwoordig niet zoveel meer van te merken, afgezien van een aantal woorden. Maar het Oudfries en het Oudengels lijken wél veel op elkaar. Bremmer: “Er zijn veel fonologische overeenkomsten tussen het Oudfries en Oudengels.
De Friezen zijn een trots volk, ze zijn vaak koppig en standvastig (blijven bij hun ideeën). Zo worden Friezen vaak omschreven. De Friezen hebben eigen sporten zoals Fierljeppen (over sloten heen springen met stokken).
Hoewel het Fries en het Nederlands dezelfde vooroudertaal hebben, zijn het toch echt verschillende talen. Het Fries heeft veel meer gemeen met de Engelse talen dan met het Nederlands.
De achternamen de Jong, de Vries en Hoekstra zijn de meest voorkomende achternamen in Friesland. De naam de Jong en de Vries komen in heel Nederland regelmatig voor.
Het tegenwoordige Fries kent nog steeds de Q en de X niet. In plaats van de Z werd de letter S gespeld. Ook de J en de Y ontbreken.
Ruim 80 procent kan de taal goed verstaan, 65 procent kan hem goed spreken. Ongeveer 14.000 huishoudens werkten mee aan het onderzoek, dat eens in de vier jaar wordt gedaan. Volgens de provincie is de kennis van de Friese taal op alle gebieden iets toegenomen.
Dat was van 1515 tot 1524. In 1581 werd Friesland weer zelfstandig en ging samenwerken in de Republiek der 7 Verenigde Nederlanden. In 1795 werd Friesland een provincie van de Bataafse Republiek. Vanaf 1815 was het een provincie in het Koninkrijk der Nederlanden.
Natuurlijk heette Friesland vroeger ook Vriesland, observeerde toen iemand. Er waren in 2007 72 mensen die Van Vriesland heetten, en niemand heette Van Friesland. Ook Frankrijk zie je in die oude vormen vaak gespeld als Vrankrijk.
De vorming van het Fries moet hebben plaatsgevonden in de periode 500-700. Uit deze vroege tijd is een klein aantal runeninscripties bewaard gebleven, maar dan stopt de overlevering voor lange tijd. De eerste langere tekst in het Fries dateert pas uit het laatste kwart van de dertiende eeuw.
Noord- en Zuid-Holland vroeger Friestalig
Bij de Friese taal denken de meeste mensen aan de provincie Fryslân, in het noorden van Nederland. Weinig mensen weten dat het Fries vroeger in een veel groter deel van het huidige Nederland gesproken werd.
Oudste Nederlands
Het Oudnederlands, dat wil zeggen de Nederfrankische dialecten zoals die tot circa het midden van de 12e eeuw werden gesproken, was de voorloper van het Middelnederlands.
Heel simpel gezegd: een taal is datgene wat men erkent als 'de standaard'. En dialecten zijn op hun beurt regionale variaties op deze standaardtaal. Het verschil tussen taal en dialect kan dus tamelijk willekeurig zijn, maar het Nederlands en het Fries zijn in elk geval vastgelegd als officiële talen.
Ruim 10 procent van de 15‑plussers spreekt thuis een van de drie door de overheid erkende regionale talen: Fries (2 procent), Nedersaksisch (5 procent) of Limburgs (ruim 3 procent).
De provincie van de uitgestrekte weilanden, de oranjekoek, de Friese meren, de Elfstedentocht én natuurlijk topmodel Doutzen Kroes.
Overal op het continent stonden de Friezen bekend als beste schippers en kooplieden. Friezen beheersten de handel in Noordwest-Europa. De Noordzee werd zelfs wel aangeduid als 'Mare Frisicum', de Friese zee. Dat was in de periode tussen ongeveer 450 en 900 na Christus.
Een Fries is vrijwel altijd geheel zwart; zonder aftekeningen. Aftekeningen zijn dan ook verboden, hoewel een klein kolletje door de vingers wordt gezien. Een enkele keer komt er een zeer zeldzame bruine en nog zeldzamere schimmel variant voor. Deze kleuren worden echter niet geaccepteerd in het stamboek.
Oudfriese rechtsteksten zijn overgeleverd vanaf de 13e eeuw. In tegenstelling tot het Nederlands waar de periode van het Oudnederlands in de 12e eeuw eindigt, spreekt men in het geval van het Fries tot rond 1550 van Oudfries.
Het woord 'Fries' wordt in 1278 voor het eerst in Middelnederlandse bronnen aangetroffen. Aanvankelijk betreft het een bijnaam, later wordt het ook in de betekenis van een volksnaam (iemand uit Friesland) aangetroffen. Aanvankelijk was 'Fries' een geografisch begrip, gaandeweg kreeg het ook etnische connotaties.