Het tegengestelde van nul is nul. Dit is het enige getal waarvan het tegengestelde gelijk is aan zichzelf. Nul is dus het neutraal element met betrekking tot optellen.
Een positief getal is het tegengestelde van het overeenkomstige negatieve, wat inhoudt dat optelling van beide 0 oplevert. Het getal 0 zelf is in Nederland dus noch positief, noch negatief. Getallen die groter zijn dan of gelijk zijn aan 0 worden niet-negatief genoemd.
Het omgekeerde (ook: de omgekeerde) of de reciproque (vaak geschreven als 'reciproke') van een getal of grootheid is 1 gedeeld door dat getal of die grootheid. De omgekeerde van een breuk ontstaat door teller en noemer te verwisselen. Het omgekeerde van 7 is 1/7 en het omgekeerde van 2/3 is 3/2.
Een, twee, drie. Dus het tegengestelde is de drie links van de nul. Een, twee, drie. Dus het tegengestelde van drie is negatief drie.
Het tegengestelde van een getal
Tegengestelde getallen liggen op de getallenlijn even ver van 0 af. De som van twee tegengestelde getallen is dus 0!
De kleine letter ɐ (de omgekeerde double-storey of double-decker vorm 'a') wordt gebruikt in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) om de centrale bijna-open klinker aan te duiden. In de wiskunde wordt het symbool ∀ gebruikt voor de universele kwantor.
In de wiskunde is de absolute waarde of modulus de waarde van een getal als het teken buiten beschouwing blijft. Dus als het getal positief is: dit getal zelf; als het negatief is, het positieve getal. Noemen we dit getal a, dan schrijven we |a|, waarbij a is omgeven door zogeheten modulusstreepjes.
De absolute waarde van een getal is gelijk aan dit getal zonder zijn toestandsteken. De absolute waarde van een getal komt op de getallenas overeen met de afstand tot het nulpunt. -3 Is het tegengestelde van 3.
Twee breuken op elkaar delen is hetzelfde als de eerste breuk met het omgekeerde van de tweede breuk te vermenigvuldigen. De eerste stap is daarom om het omgekeerde van de tweede breuk te bepalen (waarbij de teller en de noemer van plaats gewisseld zijn). Daarna vermenigvuldig je de twee tellers.
Er bestaat een uitbreiding (de Gamma-functie) die toelaat de 'faculteit' van niet-natuurlijke getallen te berekenen en uit deze functie volgt precies dat 0! gelijk is aan 1.
Het is een afspraak, we stellen 0! per definitie gelijk aan 1. In dat opzicht is het enigszins vergelijkbaar met x^0 gelijkstellen aan 1.
Om te zorgen dat iets positief wordt hebben ze daarom een aparte notatie verzonnen; twee verticale strepen ergens omheen maken het positief.
De absolute waarde van een positief getal is gewoon dat getal. Absolute waarde van een negatief getal wordt het tegengestelde van dat getal. En de absolute waarde van nul is gewoon nul.
De absolute waarde van 5, is de afstand van 5 tot 0. Dus dat is 1, 2, 3, 4, 5... dus 5 is precies 5 plaatsen rechts van 0. Dus de absolute waarde van 5 is 5.
Die absolute waarde strepen zorgen ervoor dat de functiewaarden groter of gelijk aan 0 zijn. Dus ongeacht welke waarde x2 - 9 aanneemt, de uiteindelijke functiewaarde is positief (of 0), dus indien x2 - 9 0 dan is |x2 - 9| 0, indien x2 - 9 = 0, dan is |x2 - 9| = 0, en indien x2 - 9 0 dan geldt ook dat |x2 - 9| 0.
Relatieve getallen of waarden zijn afhankelijk van andere absolute getallen. Anders gezegd staan ze in relatie tot deze andere absolute getallen. Lang niet altijd worden die andere absolute getallen gegeven. Bijvoorbeeld 1 op de 5 auto's op deze weg rijdt te hard.
Het getal π, soms geschreven als pi, is een wiskundige constante, met in decimale notatie de getalswaarde 3,141 592 653... Het getal is de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel.
De verzameling van gehele getallen wordt voorgesteld door symbool Z en bevat naast de natuurlijke getallen ook de gehele negatieve getallen. De verzameling van de gehele getallen bestaat dus uit ...,-3,-2,-1,0,1,2,3,...
De verzameling van de rationale getallen bevat alle getallen die te schrijven zijn als een deling van twee gehele getallen. Deze verzameling noem je Q . "Ratio" betekent "verhouding" . Q bevat dus alle getallen die als pq geschreven kunnen worden en waarvoor geldt dat p en q gehele getallen zijn.
Van breuk naar procenten
1/5 deel = 1/5 × 100 % = 100/5 % = 20 % 1/3 deel = 1/3 × 100 % = 100/3 % = 33 1/3 % 1/2 deel = 1/2 × 100 % = 100/2 % = 50 % 3/4 deel = 3/4 × 100 % = 300/4 % = 75 %