De oorzaak: in een modern geïsoleerd huis is geen broedgelegenheid voor de mussen. Op het platteland zul je ze ook niet vaak zien en mussen houden ook niet van bosrijke omgeving. Dus vooral in dorpen en steden met veel groen en rommelhoekjes vind je ze. Daar houden mussen van.
Tegenwoordig zijn de steden te clean. Daken en muren worden te goed geïsoleerd, ze hebben geen enkele opening meer. Inheemse (on)kruiden en bloemen worden uit de tuinen verweerd en het gras wordt gemillimeterd afgereden. Ruige of verwilderde hoekjes verdwijnen in de steden.
Het heeft twee redenen. Eén: het broedseizoen is grotendeels voorbij en er is eten genoeg, dus waarom zou je als vogel opvallen? Twee: veel vogels ruien nu en zijn dan kwetsbaarder. Vogels laten zich nu niet zien, want dat is nergens voor nodig en een stuk veiliger als je in de rui bent.
In buitenwijken bleken de huismussen het beste af: er was voldoende voedsel en nestgelegenheid. Die twee factoren zijn bepalend in het vogelleven. In Nederland is de stand van de huismus de afgelopen 25 jaar gehalveerd. In steden zijn ze op veel plaatsen uit het straatbeeld verdwenen.
Meestal groenblijvende struiken en klimplanten ( Taxus, Liguster, Laurier, Vuurdoorn, Klimop, diverse coniferen, bamboe, Hulst e.d. ). De jongen vliegen daar naartoe wanneer ze voor het eerst het nest verlaten, en de ouders gebruiken het als uitkijk alvorens met voedsel het nest in te gaan.
Ze slapen vaak waar ze overdag ook zijn. Dat is op een tak verscholen tussen de bladeren, of zoals spechten, hangend aan een boomstam.
Huismussen broeden in een los kolonieverband. Het nest wordt vooral gemaakt onder dakpannen, in gaten en kieren van gebouwen en in mussenkasten. Het slordige nest bestaat uit takjes, stro, veertjes en hondenharen.
De oorzaak: in een modern geïsoleerd huis is geen broedgelegenheid voor de mussen. Op het platteland zul je ze ook niet vaak zien en mussen houden ook niet van bosrijke omgeving. Dus vooral in dorpen en steden met veel groen en rommelhoekjes vind je ze.
Mussen en vinken eten graag zaden, merels houden van rozijnen en pimpelmeesjes hangen graag aan een vetbol. Strooivoer: dit voer bevat stukjes mais, kleine zaden, zonnebloempitten en stukjes pinda. Vetbollen: vetbollen zijn vooral geschikt voor de winterperiode.
Leg of hang het voer niet op een open plek
Het is daarom verstandig om het voer altijd dichtbij een beschutte plek te leggen of hangen. Dichtbij een struik is bijvoorbeeld ideaal. Hier voelen de beestjes zich veel veiliger dan in de open ruimte, waardoor u de kans op vogelbezoek vergroot.
Gevaar op verstrikking
Het plastic net om de vetbol heen is extreem gevaarlijk voor vogels, omdat ze hier met hun pootjes of snavel in verstrikt kunnen raken. Vogels kunnen dan sterven van de honger, dorst en uitputting. Ook kunnen wat grotere vogels, zoals meeuwen, de hele bol met net en al in één keer doorslikken.
Huismus. De huismus is een zaadeter maar voert haar jongen in de eerste dagen met bladluizen, rupsen, kevers en sprinkhanen. Vinken zijn eveneens zaadeters maar hun jongen eten vooral rupsen en kleine insecten.
Als het mannetje besluit om verder te gaan vliegen, dan verzamelt hij iedereen door ze te roepen. Ook wanneer de groep ergens aan komt, controleert het mannetje of iedereen veilig aangekomen is door ze te roepen. Alle musjes antwoorden dan door terug te tjilpen.
Muziekinstallaties met harde muziek jagen vogels weg, maar ook geïmiteerde geluiden van roofvogels stellen de andere vogels niet op prijs. Vogels hebben bovendien een hekel aan sterke geuren, zoals: peper.
Vooraanzicht Zijaanzicht De nestkast moet ongeveer voldoen aan de volgende binnenmaten 12x12x26 cm per nest. De doorsnede van de invliegopening moet 3,5 cm zijn. De afstand tussen bodem en invliegopening is ongeveer 20 cm. De aanbevolen houtdikte is 18 mm.
Er zijn een aantal manieren waarop je vogels kunt weren of wegjagen uit je tuin. Zo kan je een groot net spannen waar ze altijd zitten of vogelpinnen plaatsen waar ze altijd landen. Ook hebben vogels een hekel aan sterke geuren van kruiden zoals peper bijvoorbeeld.
Binnen het huwelijk gaat het er wel nogal hevig aan toe, want ze paren voortdurend en op alle plaatsen, soms wel tien keer na elkaar.
Hoewel de huismus tijdens tuinvogeltellingen vaak de meest geziene vogel is, neemt de populatie toch sterk af. Sinds 1990 is het aantal huismussen gehalveerd en daarom op de Rode Lijst van de vogelbescherming gezet.
Nederlandse koolmezen zijn standvogels en overwinteren dus in ons land. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinavië en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland, maar ook nog zuidelijker.
Ze moeten vooral uitkijken voor andere vogels zoals uilen en kraaiachtigen. Maar ook meeuwen en reigers lusten wel een kleine mus. Zelfs kippen eten zo nu en doen een jonge mus. Daarnaast is natuurlijk ook de kat een groot gevaar.
Wanneer moet je de vogels in je tuin bijvoeren? Tuinvogels bijvoeren kan het hele jaar door en is zelfs wenselijk. Wanneer je het hele jaar tuinvogels voert maak je ze niet afhankelijk. Vogels zoeken hun voedsel eerst zelf in de natuur, daar is helaas steeds minder te vinden.
Een mus staat voor productiviteit, creativiteit en zorgvuldigheid. Het is een kleine vogel, die altijd bezig is. Zie je een mus, dan betekent dit dat je mag genieten van de kleine dingen in het leven. Ook staat een mus symbool voor 'eenvoudig leven'.