Na een beroerte (CVA) of een TIA (een korte voorbijgaande beroerte), worden vaak bloedverdunners voorgeschreven om de kans op herhaling van een beroerte te verkleinen. Bloedverdunners zorgen ervoor dat er minder snel stolsels in het bloed ontstaan. Het zorgt er dus voor dat het bloed 'dun' genoeg blijft.
Na een herseninfarct of TIA krijgt u medicijnen om de kans op nóg een herseninfarct of TIA te verkleinen. Deze medicijnen blijft u in principe uw leven lang gebruiken.
Na een TIA krijgt u een bloedverdunner: een keer per dag clopidogrel. of acetylsalicylzuur als antistollingsmiddel (aspirine), meestal met dipyridamol. of carbasalaatcalcium als antistollingsmiddel, meestal met dipyridamol.
Gebruik gedurende 3-6 maanden. Dit is een behandeling uit de praktijk, er bestaat geen gerandomiseerd onderzoek gericht op deze oorzaak van een herseninfarct. Er werd geen meerwaarde aangetoond van een oraal anticoagulans of van acetylsalicylzuur ten opzichte van elkaar [1].
Na een hartaanval of beroerte moet u zo snel mogelijk met dit medicijn beginnen. Bij hartkramp duurt de behandeling meestal langer dan 12 maanden. Na dotteren of plaatsen van een stent moet u dit medicijn meestal 12 maanden gebruiken. Gebruik clopidogrel elke dag.
Clopidogrel is niet inferieur aan acetylsalicylzuur en dipyridamol in het voorkomen van totale mortaliteit en mortaliteit door een vasculaire oorzaak. Patiënten behandeld met clopidogrel hebben waarschijnlijk minder ernstige bloedingscomplicaties dan patiënten behandeld met acetylsalicylzuur en dipyridamol.
Het is belangrijk om een TIA te herkennen en te behandelen, omdat een TIA als een waarschuwing is voor een beroerte waarbij blijvende schade kan ontstaan aan bepaalde hersendelen. Het risico op een beroerte is het grootst vlak na een TIA. U moet daarom met voorrang naar een neuroloog worden verwezen.
Na een herseninfarct of TIA krijgt u bloedverdunners, bloeddrukverlagende tabletten (indien de bloeddruk verhoogd is) en cholesterolverlagende tabletten. De bloedverdunnende tabletten zorgen ervoor dat er minder snel een bloedpropje ontstaat. Bij gebruik van Ascal is een maagbeschermer gewenst.
Directe orale anticoagulantia (DOAC's) zijn voor sommigen een mogelijk alternatief: Apixaban (Eliquis®), Dabigatran (Pradaxa®), Edoxaban (Lixiana®) en Rivaroxaban (Xarelto®).
U blijft minstens één dag en één nacht in het ziekenhuis. Een laborant neemt bloed bij u af. U krijgt een prik in een ader aan de binnenkant van uw elleboog. De laborant vangt het bloed op in één of meerdere buisjes voor onderzoek.
Mensen met een obstructief slaapapneu syndroom (OSA) hebben een grotere kans een TIA of beroerte te krijgen. Goede behandeling van OSA kan TIA's en beroertes voorkomen. Dat concludeert onze neuroloog/somnoloog Mirjam Schipper in haar promotieonderzoek.
Stress als oorzaak
“In de jaren daarna volgden nog 4 beroertes en meerdere TIA's. De grootste oorzaak bleek stress.
Dit is een tijdelijke doorbloedingsstoornis in de hersenen. Het is eigenlijk een kortdurend herseninfarct. De klachten van een TIA zijn dezelfde als die van een “gewone” beroerte maar duren meestal niet langer dan twintig minuten. In elk geval zijn de klachten binnen vierentwintig uur weer volledig verdwenen.
Een TIA (Transient Ischemic Attack) is een tijdelijke afsluiting van een bloedvat in de hersenen. De afsluiting wordt veroorzaakt door een vernauwing of een bloedprop en geeft klachten als een scheve mond, verwarde spraakproblemen en verlies aan spierkracht aan één lichaamszijde.
Een TIA kan zich herhalen
Als deze bloedpropjes allemaal dezelfde weg volgen, belanden ze steeds op dezelfde plek in een kleinere slagader en blokkeren ze iedere keer op dezelfde plek even de bloedstroom. Bij elke tijdelijke blokkade ontstaat er een TIA met dezelfde verschijnselen, soms wel tien keer per week.
Is een TIA ook te zien op een scan? Een TIA is niet te zien op een CT- of MRI-scan. De scans sluiten vooral andere oorzaken uit, zoals een hersenbloeding of infarct. Dit is wel belangrijk, want de 3 verschillende soorten beroerte hebben ieder een eigen aanpak nodig.
In sommige voeding zit veel vitamine K, waardoor de cumarine minder goed werkt. Eet daarom niet ineens veel groene groenten, zoals sla, broccoli, spinazie. Eet ook niet ineens veel kool, zoals witte kool, spruiten en bloemkool. Als u verder gevarieerd eet, werken de bloedverdunners goed.
Wie bloedverdunners slikt, moet oppassen met vitamine K. Deze vitamine is nodig voor de aanmaak van stollingseiwitten. De meest gebruikte bloedverdunners (acenocoumarol en fenprocoumon) zijn vitamine-K-antagonisten: ze vangen vitamine K weg en zorgen ervoor dat je minder stollingseiwitten maakt.
Paracetamol en aspirine zijn veelgebruikte pijnstillers. Bovendien worden ze door veel mensen geslikt om andere aandoeningen zoals een hartaanval tegen te gaan. De medicijnen werken namelijk bloedverdunnend. Uit het onderzoek blijkt echter dat het regelmatig slikken van deze pijnstillers niet zo'n goed idee is.
De kans op herhaling van een TIA is afhankelijk van • de oorzaak • welke risicofactoren voor een TIA bij u aanwezig zijn • de mogelijke aanpak van deze risicofactoren. Veel hangt dus af van de vraag of het goed lukt een eventuele oorzaak te behandelen en de risicofactoren te verminderen.
Bewegen. Als u uw lichaam dagelijks voldoende beweging geeft, verkleint u de kans op een TIA of beroerte.
Vermoeidheid komt na een TIA of CVA vaak voor. De vermoeidheid is voor uw omgeving niet zichtbaar, maar kan grote invloed hebben op uw dagelijks leven. De vermoeidheid kan direct na het CVA ontstaan. Twee jaar na een CVA heeft de helft van de mensen nog last van vermoeidheidsklachten.
Er loopt een stolsel vast in een bloedvat. Bij een TIA lost dit stolsel vanzelf op, bij een herseninfarct niet. Daarom duren de klachten kort, vaak maar een paar minuten. Meestal treedt binnen een half uur volledig herstel op.
Bloedverdunners vergroten echter de kans op een hersenbloeding, die ontstaat als een bloedvat in de hersenen knapt of scheurt.