Ingroeimechanismen en risicofactoren
In het rapport worden vijf belangrijke ingroeimechanisme genoemd: 1) sociale relaties en het sociale sneeuwbaleffect, 2) de invloed van werk en werkrelaties, 3) hobby's en nevenactiviteiten, 4) levensloopgebeurtenissen en 5) bewuste rekrutering door criminele groepen.
Oorzaken veelvoorkomende criminaliteit
verveling, spel/ vermaak, actie/ spanning, frustratie, prestige in een groep, groepsgedrag. Jongens vertonen vaker crimineel gedrag, dit omdat het bijvoorbeeld minder goed gaat op school.
In 2015 ging het om 35 procent van de minderjarigen. Het percentage zelfgerapporteerde criminaliteit is daarmee relatief stabiel gebleven. Geweldsdelicten, vermogensdelicten en vandalisme komen het meest voor: respectievelijk 20,7 procent, 19,4 procent en 13,4 procent).
Jonge mannen het vaakst verdachte
Het percentage verdachte jongeren was beduidend groter onder mannen dan onder vrouwen. Dit aandeel was het hoogst bij jongens van 18 en 19 jaar, van wie 3,8 procent verdacht werd. Bij meisjes was dit percentage met 0,9 het hoogst onder 15-, 16- en 17‑jarigen.
Maatwerk is het toverwoord bij de aanpak van jeugdcriminaliteit. Als gemeente streef je er natuurlijk naar om voldoende sociale voorzieningen aan te bieden waarbij preventie een belangrijke rol speelt. Denk aan jongerencentra, sport in de wijk, inzet van jongeren- en of straathoekwerk.
Er zijn twee soorten gevolgen van jeugdcriminaliteit: Materiële en Immateriële gevolgen. Materiële gevolgen zijn gevolgen die zichtbare schade toebrengen. Voorbeelden zijn vernielde bushaltes en telefooncellen, die meestal ook kosten met zich mee brengen, die de overheid moet herstellen.
Jongeren plegen verschillende soorten delicten, zoals vernielingen en delicten tegen openbare orde, geweldsdelicten, vermogensdelicten en delicten volgens overige wetboeken ( Wegenverkeerswet, Opiumwet en Wet wapens en munitie). De delicten worden gewelddadiger en de daders relatief jonger.
Er zijn veel mensen betrokken bij het onderwerp 'Jeugdcriminaliteit'. De betrokkenen bij de jeugdcriminaliteit zijn ; de jeugd zelf, ouders, slachtoffers, wijkagent, politie, school, gemeente, overheid.
Criminaliteit is een sociaal probleem: veel mensen hebben er last van en het is in strijd met normen en waarden. Mensen vinden dat er actie moet worden ondernomen om het tegen te gaan. Er is in de samenleving veel schade door criminaliteit. Criminaliteit moet worden opgelost door de politiek of een gezamenlijke actie.
Iemand wordt crimineel genoemd wanneer hij voortdurend tegen de algemeen geldende maatschappelijke regels ingaat. Deze regels kunnen overigens van cultuur tot cultuur verschillen. In bijna alle culturen worden echter diefstal, toebrengen van lichamelijk letsel, chantage, verkrachting, doodslag en moord veroordeeld.
Ongeacht hun migratieachtergrond zijn mannen vaker verdacht van een misdrijf dan vrouwen. De verhouding man-vrouw in de verdachtenpercentages verschilt wel per achtergrond. Nederlandse vrouwen zijn met 0,3 procent het minst vaak verdacht van een misdrijf; mannen met een Nederlandse achtergrond bijna vier maal zo vaak.
Weer andere onderzoekers stellen dat de oorzaak van crimineel gedrag ligt aan het feit dat sommige mensen in heel moeilijke sociaal-economische posities verkeren. Deze mensen kunnen bijvoorbeeld geen werk vinden en gaan uit stelen vanwege hun frustratie of de armoede.
Halt heeft de wettelijke taak om strafbaar gedrag onder jongeren aan te pakken, zonder dat de jongere een strafblad krijgt. De jongere krijgt letterlijk een tweede kans. Zo'n 15.000 jongeren per jaar krijgen een Halt-interventie opgelegd.
Het kabinet wil de aanpak van ondermijnende criminaliteit verstevigen. Onder andere door aanpassing van de wet, opsporing, straffen, gegevensuitwisseling en detentie. Ook wil het kabinet de politieorganisatie en inlichtingendiensten versterken.
Meer criminaliteit in grote steden
Op gemeentelijk niveau blijkt dat een kwart van de geregistreerde criminaliteit zich voordoet in 1 procent van de 380 gemeenten – dat zijn de 4 grootste steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Bekend is dat een hoe groter de verstedelijking hoe meer criminaliteit.
Tussen 2012 en 2021 is het aantal mensen van 15 jaar of ouder dat naar eigen zeggen slachtoffer werd van traditionele criminaliteit met 43 procent gedaald. Het totaal aantal door de politie geregistreerde misdrijven daalde met 52 procent.
De wetgever deelt de misdrijven in, in drie categorieën: misdaden, wanbedrijven en overtredingen. Dit onderscheid is gebaseerd op de aard van de mogelijke straf: Een misdrijf waarop een criminele straf staat, is een misdaad.
In 2021 werd 2,0 procent van de inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond verdacht van een misdrijf. Het aandeel verdachten onder de bevolking met een westerse migratieachtergrond was 0,8 procent, en bij een Nederlandse achtergrond 0,6 procent.
Die trend past binnen een bredere verschuiving van traditionele naar digitale criminaliteit. De coronacrisis heeft daar een impuls aan gegeven. De politie registreerde in 2021 veertienduizend gevallen van cybercrime. Dat is een toename van bijna een derde ten opzichte van 2020 en drie keer meer dan in 2019.
misdaad (zn) : criminaliteit, misdadigheid. misdaad (zn) : delict, misdrijf, vergrijp.
Hoe vaak komt crimineel gedrag voor? Bijna 4 op de 100 jongeren tussen de 12 en 18 jaar zegt wel eens iets crimineels te hebben gedaan. En ruim 2 op de 100 jongeren is in diezelfde leeftijd aangehouden als verdachte door de politie, net als bijna 4 op de 100 18- tot 25-jarigen.
In de eerste twee maanden van 2022 stijgt in Midden-Nederland de totaal geregistreerde criminaliteit met 5% ten opzichte van dezelfde periode in 2021. Een ontwikkeling die een lange tijd niet aan de orde was. In 10 van de 39 gemeenten is de geregistreerde criminaliteit met 10% of meer toegenomen.
Jeugdcriminaliteit is in wezen strafbaar gedrag van jongeren tot en met 24 jaar. Voorbeelden van dergelijk strafbaar gedrag zijn: geweld plegen, stelen, overvallen en bedreigen. Het jeugdstrafrecht richt zich op jongeren van 12 tot 18 jaar.