Het tweede muntstuk met een waarde van vijf gulden werd sinds 1988 geslagen uit nikkel met een dunne bronscoating. Door deze combinatie was de munt goudkleurig. Ze verving het bankbiljet van vijf gulden met de afbeelding van Joost van den Vondel.
Lang geleden was vijf gulden het kleinste biljet. Maar omdat dit biljet zeer veel gebruikt werd dus snel sleet, is het op zeker moment vervangen door een munt van 5 gulden. Dat was de "gewone" munt met de hoogste waarde. Met een waarde van een kleine eur 2,30 toen de euro werd ingevoerd.
De meeste guldenbankbiljetten kunt u nog tot 1 januari 2032 inwisselen voor euro's. Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen. Andere valuta kunt u alleen omwisselen in het land waar het geld vandaan komt.
Het geeltje was een bankbiljet ter waarde van 25 gulden, wat ongeveer gelijk staat aan 11 euro. Het geld dankt zijn naam aan het feit dat een geeltje in de tijdsperiode van 1861 tot 1909 een gele kleur had.
Gouden vijfjes zijn tussen 1826-1912 in verschillende oplages geslagen. Het Gouden Vijfje van 1912 is in een oplage van 1.000.000 geslagen. Op de voorkant van deze munt, is een portret van Koningin Wilhelmina met opgestoken haar. Een vijfje weegt 3,36 gram en bevat 900/1000 (90%) goud = 3,024 gram puur goud per munt.
Reacties. Je gulden heeft een waarde van €4,10 de rijksdaalder is €9,50 waard.
Dit tot onvrede van veel Nederlanders die weinig gecharmeerd waren van het zogenaamd moderne geld en meenden dat de biljetten, letterlijk en figuurlijk, hun karakter verloren. Het briefje van 5 gulden verdween helemaal. Dit biljet werd vervangen door de 5 gulden munt.
Het nieuwe biljet moet valsmunterij tegengaan. De echtheidskenmerken van het biljet zijn verbeterd zodat het stukken moeilijker is om de biljetten te vervalsen. Drie nieuwe echtheidskenmerken moeten het biljet beter beveiligen: een portretwatermerk.
Vijfje. In de geschiedenis van de gulden is het vijfje, een munt ter waarde van 5 gulden (ongeveer 2,27 euro), tweemaal ingevoerd.
De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland (rond 1800) werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd.
De waarde van een 10 gulden 1968 is afhankelijk van de kwaliteit van het bankbiljet, te herkennen aan de hoeveelheid gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van het Nederlandse 10 gulden biljet uit 1968 wordt bepaald door de kwaliteit van het biljet.
'Roodje' en 'geeltje'
Een 1000-guldenbiljet uit dezelfde serie had een rode achterkant en het 25-guldenbiljet een gele. Daar komen de uitdrukkingen 'een rooie rug' of 'een roodje' voor 1000 gulden en 'een geeltje' voor 25 gulden vandaan. Overigens was 200 gulden begin vorige eeuw een vermogen.
We kennen de Willem 1 tientjes van 1818, 1819, 1820, 1822 t/m 1833, 1837, 1839 en 1840. Deze gouden tientjes zijn geslagen in Utrecht of Brussel. Het gouden tientje van Willem 2 is zeer zeldzaam. Dit komt omdat dit gouden tientje alleen in 1842 is geslagen.
Doordat de munten uit 1970 en 1973 zwaarder zijn dan de andere munten, bevatten deze zilveren tientjes relatief meer puur zilver. Hierdoor zijn deze ook meer waard dan de zilveren tientjes uit latere jaren, namelijk ongeveer 9 euro. De munten uit de jaren 90 kunt u meestal voor ongeveer 5 euro aan ons verkopen.
24 karaat goud: 99.99% puur goud (aangeduid met 999) 20 karaat goud: 83.3% puur goud (aangeduid met 833) 18 karaat goud: 75% puur goud (aangeduid met 750) 14 karaat goud: 58.5% puur goud (aangeduid met 585)
Gouden Tientje 1925-1933 | GoldByPost - Vanaf € 380,10.
€370,00. De 1933 versie van het Gouden Tientje is zonder twijfel de meest verzamelde van allen Gouden tientjes. En niet zonder reden: de 1933 editie is de allerlaatste munt ooit uitgegeven.
Ook de bijnaam rooie of rooie rug (en vandaar, enigszins vulgair, alleen rug) voor een biljet van duizend gulden vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden.
Een meier was vanaf de vroege middeleeuwen tot aan het einde van het ancien régime een ambtsdrager in een heerlijkheid. De meier stond onder meer in voor de inning van sommige heerlijke belastingen en pachten binnen de meierij en zat de lokale rechtbank voor.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.