Daarom is een vliegtuig uitgerust met een richtingsroer waarmee de piloot een giermoment initieert. Door op het linker of rechter pedaal te trappen wordt het richtingsroer bewogen in de gewenste richting.
Het vliegtuig beweegt in de richting waarin de knuppel bewogen wordt. Het richtingsroer wordt bediend met pedalen en is vaak gecombineerd aan het neus- of staartwiel voor besturing op de grond. Door het linkerpedaal in te trappen giert het vliegtuig naar links.
Een stuurknuppel (Engels : stick) is het bedieningsinstrument waarmee een vliegtuig wordt bestuurd. In zijn oorspronkelijke vorm bestaat de stuurknuppel uit een verticale pook, meestal opgesteld tussen de benen van de piloot.
Dit zijn de zogenaamde rolroeren of ailerons. Deze gebruiken we om een bocht te maken en het vliegtuig dwarshelling te geven. Door op deze manier de bolling van de vleugel te variëren zorgen we ervoor dat één van de vleugels meer lift geeft dan de andere.
Met rollen wordt in de luchtvaart een beweging om de langsas aangeduid. De langsas is een denkbeeldige lijn die horizontaal door het zwaartepunt van het vliegtuig loopt van neus tot staart.
Met gieren wordt in de luchtvaart een beweging om de top-as aangeduid. De top-as is een denkbeeldige lijn die verticaal door het zwaartepunt van het vliegtuig loopt. Een draai om de top-as is dus een verandering van de richting waarin de neus van het vliegtuig staat.
Om de quadcopter om zijn verticale as te laten draaien, dus te laten gieren, moet de snelheid van twee motoren met dezelfde draairichting verhoogd worden. Het koppel op deze motoren wordt via deze handeling vergroot en zorgt zo voor een koppel op de quadcopter waardoor de quadcopter zal gieren.
Met een rolbeweging kan het toestel in de lucht een bocht maken. Naast de verticale liftkracht ontstaat er ook een horizontale liftkracht, omdat de ene vleugel hoger is dan de andere. Hierdoor ontstaat er een kracht waarbij het toestel een gecoördineerde bocht maakt.
Door de vorm ervan is er een luchtdruk die lager is aan de bovenkant van de vleugels dan aan de onderkant, waardoor deze vleugels naar boven worden getrokken (lift). Als het vliegtuig stil hangt, is er geen luchtstroom over die vleugels, waardoor er geen lift meer is, en het vliegtuig naar beneden valt.
Niet beide motoren zijn nodig om te vliegen
Gelukkig is dat nergens voor nodig, want een vliegtuig kan prima vliegen met maar één motor. Vliegen met één motor is wel minder zuinig qua brandstof en er kan dus minder ver mee gevlogen worden.
Sturen gebeurt vaak door een beweegbaar neuswiel of staartwiel, vaak gecombineerd met besturing door het richtingsroer. Grotere verkeerstoestellen hebben soms ook een bestuurbaar hoofdlandingsgestel, kleinere toestellen kunnen soms ook sturen door apart bedienbare remmen op de beide hoofdwielen.
HOE BEWEEGT EEN VLIEGTUIG IN DE LUCHT? die as draait, bewegen de vleugels aan de ene zijde omhoog en aan de andere omlaag. Dat heet 'rollen'. De piloot bepaalt de richting door die drie bewegingen te combineren.
Cockpit werd militaire term in 1914
Vanaf de 18e eeuw noemden zeelieden van de Britse marine de kleinste kajuiten onderdeks, die erg krap waren, cockpits. Hiervandaan is het een kleine stap naar de stuurhut van een vliegtuig. Via Britse luchtmachtpiloten verspreidde het woord zich naar andere talen.
Om zoveel mogelijk lift te creëren heeft een vliegtuig flaps of vleugelkleppen. Deze zitten aan de achterkant van de vleugel en worden bij de start en landing gebruikt. De flaps vergroten het vleugeloppervlak en de bolling van de vleugel waardoor er meer lift wordt gecreëerd bij dezelfde snelheid.
Op dit moment is alleen een onbemand prototype gebouwd. Een vliegtuig zonder vleugels kan alleen in de lucht blijven door zich af te zetten tegen de lucht.
Dit komt door een zuurstoftekort (dat heet hypoxie). Een medische aandoening die optreedt als iemand te weinig frisse lucht binnenkrijgt. Iets wat hypoxie kan veroorzaken is een overhitte cabine. Dat is dus de reden dat vliegtuigen onder gemiddeld temperatuur worden gehouden.
Vliegtuigen stijgen dan ook het beste op tegen de wind in. Bijvoorbeeld: Een toestel stijgt op als de lucht met 300 km/h over de vleugels stroomt. Als de wind met 50km/h op de neus blaast van het toestel, dan moet het toestel een grondsnelheid creëren van 250km/h om voldoende lift te hebben voor het stijgen.
Omdat lucht die zich sneller verplaatst een lagere druk heeft, is de luchtdruk onder de vleugel groter dan erboven. Deze druk duwt de vleugel omhoog en veroorzaakt 'opwaartse kracht' of de 'lift' waardoor een vliegtuig in de lucht blijft.
De warme lucht stuwt het vliegtuig voorbij de Armstrong-limiet op 19,2 kilometer. De atmosfeer is nu zo dun dat buiten de drukkamer van het vliegtuig je bloed zou koken. Vijf uur na take-off zweeft de Perlan II 23 kilometer boven de aarde, bijna 4 kilometer hoger dan welk ongemotoriseerd vliegtuig ook.
Voor vertrek voert de piloot het vertrekpunt en de bestemming in in de 'vluchtcomputer'. De computer weet dan welke 'luchtsnelweg' er genomen moet worden. Dit is het vluchtplan. De piloot geeft dit plan door aan de verkeersleiding en zij beslissen of en wanneer er vertrokken kan worden.
Als een vliegtuig stijgt of daalt verandert de lucht om je heen sneller dan de lucht in je oren. Als je ooit hebt gevlogen weet je dat dit zwaar oncomfortabel is – maar tijdelijk. Om de druk een beetje te verzachten kun je kauwgum eten, inademen en uitademen terwijl je je mond en je neus dichthoudt, of gapen.
Aan de bovenkant van een vleugel ontstaat er een onderdruk ten opzichte van de onderkant van de vleugel (zie aerodynamische vorm hierboven). Aan de vleugeltoppen komen lage druk en hoge druk samen, deze vormen dan spiraalvormige turbulenties aan de vleugeltoppen die zich naar achteren en onder voortzetten.
Een drone kan meegenomen worden in de ruimbagage of handbagage, zolang deze voldoet aan de standaard bagageregels. Als de batterij minder dan 100Wh is en de drone en batterij zijn ingepakt volgens de regels is er geen aanvraag nodig. Als de batterij meer dan 100Wh is, is er wel een aanvraag nodig.
FLIGHT CONTROLLER & MOTOR CONTROLLER (ESC's)
Dit zijn onderanderen de input van de piloot, locatie via GPS, luchtdruk en de belangrijkste, de gegevens van de gyroscopen. Al deze gegevens worden met een snelheid van 400 keer per seconden door de motor controllers vertaald naar snelheden die de motors moeten draaien.
IMU staat voor Inertial Measurement Unit. Dit is een elektronisch component wat er simpel gezegd voor zorgt dat de drone recht blijft vliegen. Elk toestel heeft een IMU aan boord.