Om de achterhand te kunnen activeren moeten de schouders van het paard eerst in balans zijn.Ze dragen beiden evenveel gewicht.Ze blijven beide zacht en wijken voor druk.De schouders zijn de sleutel naar de achterbenen.
Om de achterhand sterker te maken zijn er diverse oefeningen die je kunt toepassen in je training. “Schouderbinnenwaarts is een prima oefening, want het paard moet hierbij meer op het achterbeen komen. De beenzetting loopt over drie sporen en hij moet zijn binnenachterbeen onder de massa brengen. Dat kost kracht.
openen van de volte. Niet aan de teugel willen heeft vaak te maken met niet goed ondertredende achterbenen. Door het op een grote volte te proberen en deze volte spiraalsgewijs te sluiten, treedt het binnenachterbeen van je paard automatisch meer onder. Daarbij buigt hij ook nog eens in zijn lijf.
Meestal gebeurt het door de rijbaan na de korte zijde diagonaal (schuin) over te steken, van hoekletter tot hoekletter. Vlak voor je bij de letter bent waar je van hand gaat veranderen, kijk je in de richting waarheen je wilt en stuur je je paard met twee teugels die kant op.
De achterhand is de benaming voor het deel van het paardenlichaam achter de lendenen. Het kruis, de broekspieren en de achterbenen behoren tot de achterhand. De term op de achterhand rijden is de basis in de dressuur, maar is in alle takken van de paardensport van belang.
Laat hem z'n hoofd midden tussen beide voorbenen door buigen. Met een wortel daag je hem uit om zo laag naar de grond te gaan en zo ver mogelijk naar achter te strekken. Hou deze 'sit-up' even vast. Laat je paard weer rustig omhoog komen en herhaal dit een paar keer.
Een goed trainingsschema voor je paard is: 2 dagen trainen 1 dag rust en dit steeds zo herhalen. De actieve rustdagen tussen de trainingen door zijn nodig om de spieren, banden en pezen te herstellen van de training.
Als je je paard aan de teugel wilt rijden zul je eerst moeten zorgen dat hij in staat is zijn lichaam goed te buigen. Dat kun je doen door het rijden van voltes (cirkels). Oefen daar goed mee zodat het paard het lichaam naar beide kanten soepel kan buigen. Het voorwaarts- neerwaarts buigen komt daarna vanzelf.
Leer je paard zelfcontrole door middel van een gang.
Heb je dat ook wel eens? Je begint te draven en de draf gaat harder en harder en opeens wordt het een angstige snelle galop. Om te stoppen moet je je paard inbuigen tot een halt. Laat je de teugel vieren, dan schiet hij er weer vandoor.
Bij stelling vraag je met (meestal) je binnenhand losheid in het nek- en kaakgewricht van je paard. Als je dit goed doet zal je paard daarop nageven en stellen, dus geen weerstand bieden maar fijn meegeven met je soepel blijvende hand. Je paard stelt naar binnen in de verbinding van zijn hoofd naar zijn hals.
Let op: je hulpen moeten hierbij ook kleiner en vlugger worden. Dus niet flink bij-drijven met je been wanneer je paard van stap naar draf moet. Maar zelf klein en vlug je hulp geven. Je tikt hem dan meer aan met je been, twee keer snel achter elkaar, inplaats van een flinke plof van je been.
Door licht te rijden op het goede been is het voor een paard gemakkelijker om wendingen te lopen. Lichtrijden doe je op het buitenvoorbeen van een paard. Dat betekent dat jij moet staan als het buitenvoorbeen naar voren gaat. Dat kun je zien door even naar beneden te kijken, naar het buitenvoorbeen.
Als je pony niet soepel is kan hij van last al snel het bit vast willen pakken. Pony is erg soepel alleen heeft hij wel moeite met zijn balans. Bit pakt hij vooral vast als er veel interessants om zich heen gebeurt. Normaal geen probleem maar op wedstrijd wel erg vervelend want dan is er natuurlijk van alles gaande.
Niet alleen rijden
Zorg ervoor dat je niet alleen naar je paard gaat om hem aan het werk te zetten. Maar ga ook een keer met hem wandelen of laat hem lekker grazen. Of geef hem eens een uitgebreide poetsbeurt. Probeer tijdens die lekkere poetsbeurt de plekjes op te zoeken die je paard lekker vind.
Ataxie is de benaming voor een klinisch symptoom: een paard met een verminderde coördinatie. Bij een atactisch paard is een verstoring in de zenuwgeleiding aanwezig. Hierdoor worden de signalen vanuit de hersenen of vanuit het ruggenmerg (Wobbler) naar de spieren, niet of onvoldoende doorgegeven.
Ze rennen niet weg als ze rustig, vetrouwend en comfortabel met de ruiter zijn. Omdat op hol slaan een op angst gebaseerde reactie is, begint het herstel met het verdienen van het vertrouwen van je paard. Voor sommige mensen is dat erg moeilijk omdat ze er de tijd niet voor willen nemen.
Het weigeren of stoppen voor de sprong kan verschillende redenen hebben: Je rijdt je paard niet passend bij de sprong. Je geeft verkeerde hulpen. Een paard heeft weinig ervaring in het parcours.
Je kunt een stemhulp of een kleine tik met de zweep toevoegen om het paard te helpen begrijpen wat je vraagt. Tot slot, wees er zeker van dat je niet onbedoeld je teugels terugtrekt als je het vraagt. Soms balanceren ruiters op hun handen of trekken ze zich terug omdat ze gespannen zijn en anticiperen op de bok.
In reactie op jouw actief voorwaarts drijvende hulp brengt hij zijn hoofd en hals meer naar voren. Als jij dit zacht opvangt met een weerstand biedende hand en hij aanvaardt dat met een ontspannen rug, dan zal hij gaan nageven.
bestuurder. Iemand die met een paard of een pony loopt, is een bestuurder. ders, maar onder de categorie voetgangers. de hand is geen bestuurder, maar een voetganger.
Als het jonge paard voorbereid is op een leven met mensen door de basistraining voor driejarigen, kun je starten met grondwerk. Bij grondwerk maak je gebruik van de kaptoom en een longeerlijn. De longeerlijn is bevestigd aan de middelste ring van de kaptoom.
Onder de 6 jaar is het paard vaak nog 'in de groei' en zijn banden, spieren en pezen kwetsbaar. Gemiddeld duurt het maar liefst 2 jaar voordat pezen en kraakbeen zich voldoende aangepast hebben aan zwaardere belasting. Boven de 20 jaar gemiddeld duurt het langer voor banden, pezen en spieren herstellen en opbouwen.
Een paard dient minimaal 2 keer per dag buiten de stal te komen. Bijvoorbeeld 1 keer voor de training en 1 keer minimaal 1 uur weidegang of vrije beweging in een paddock. Indien er geen training plaatsvindt, dient er sprake te zijn van minimaal 2 uur weidegang of paddock.