Tip Een goede hoofdvraag moet zeven eigenschappen bezitten: onderzoekbaar, haalbaar, relevant, specifiek, origineel, complex en focust zich op één probleem. Lees meer over de criteria waaraan een goede hoofdvraag moet voldoen in ons artikel.
Een goede hoofdvraag is onderzoekbaar, haalbaar, origineel, complex, relevant, specifiek en focust zich op één probleem.
Een goede hoofdvraag begint ook niet met 'hoe komt het' of 'waarom' en is niet te beantwoorden met 'ja' of 'nee'. Formuleer ook geen normatieve vraag (meningsvraag), deze wordt vaak niet goedgekeurd door je begeleider omdat je als onderzoeker objectief dient te zijn.
Een goede onderzoeksvraag is concreet, relevant en goed afgebakend. Het moet duidelijk zijn wat er onderzocht wordt en wat het doel is van het onderzoek. De deelvragen moeten hierbij aansluiten en moeten specifiek genoeg zijn om beantwoord te kunnen worden binnen het onderzoek.
Anders maak je het voor jezelf moeilijk en kan de samenhang binnen je PWS ontbreken. Een goede onderzoeksvraag begint vaak met de woorden 'in hoeverre', 'wat', 'hoe', 'waarom' en 'wanneer'. Hierdoor maak je het onderwerp vaak al specifieker. Aan de andere kant moet de onderzoeksvraag ook niet te smal zijn.
Hoeveel woorden / pagina's moet je profielwerkstuk zijn? Een richtlijn is rond de 10.000 woorden (zo'n 25 pagina's).
Je onderzoeksvraag moet SMART zijn: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en te doen in tijd. Naast een hoofdvraag formuleer je een aantal deelvragen. Die beantwoorden dan samen de hoofdvraag. Dit bepaalt ook de structuur van je werkstuk.
De hoofdvraag is de centrale onderzoeksvraag van je scriptie. Deze stel je op met behulp van de probleemstelling die je weer met behulp van de probleemanalyse hebt opgesteld.
De onderzoeksvraag is de vraag die gedetailleerd beschrijft waar jouw onderzoek zich op focust.De onderzoeksvraag is de vraag die volgt op je hoofdvraag. De hoofdvraag geeft in zeer brede zin richting aan je onderzoek. Stel je voor dat je een onderzoek doet bij Bedrijf X waar product Y slecht verkoopt.
Er is geen vast aantal deelvragen dat je moet opstellen. Wel is het zo dat hoe complexer je onderwerp is, hoe meer deelvragen je nodig zult hebben. Probeer je te beperken tot 4 à 5 deelvragen. Als je er (veel) meer nodig hebt, moet je wellicht je hoofdvraag vereenvoudigen of beter afbakenen.
De hoofdvraag is te groot om direct te kunnen beantwoorden. Daarom deel je je onderzoeksvraag op in deelvragen. Elk kernwoord is een deelvraag. Door de deelvragen te beantwoorden, heb je uiteindelijk je hoofdvraag beantwoord.
Hoofdvraag bestaat uit meerdere vragen
De onderzoeksvraag bestaat uit twee of meer vragen. Een hoofdvraag dient normaliter uit één vraag te bestaan. Het zou nog binnen de lijntjes vallen als de tweede vraag zeer nauw aansluit op de eerste, maar twee onderzoeksvragen met twee verschillende thema's is uit den boze.
De onderzoeksvraag en deelvragen
De kern is natuurlijk de centrale vraag die vervolgens uiteen valt in verschillende deelvragen. Voor het opstellen van jouw relevante onderzoeksvragen is het van belang dat je bepaald wat voor soort onderzoek je uitvoert.
Een voorbeeld van een beschrijvende vraag is: 'Hoe werkt dit hier?', 'Op welke plekken lukt het al?' ' Waar zien we hier vandaag al goede voorbeelden van?' of 'Wat is hier nu eigenlijk aan de hand en wie heeft daar last van?' Beschrijvende vragen gaan over het hier en nu.
Doelen SMART formuleren met de SMART methode
Specifiek: wees zo gedetailleerd en specifiek mogelijk, meetbaar: maak het doel meetbaar met KPI's en data analyse, acceptabel: maak het doel acceptabel voor alle betrokkenen, realistisch: zorg dat het doel echt haalbaar is, en tijdgebonden: stel een concrete deadline.
Gelukkig staat de opbouw min of meer vast: een PWS opent met een inleiding, inhoudsopgave en samenvatting. Daarna behandel in de hoofdstukken je onderzoeksopzet, deelvragen en onderzoeksresultaten. Tenslotte trek je je conclusie(s) in het laatste hoofdstuk. Je sluit af met de literatuurlijst en de bijlagen.
Hoeveel uur moet je aan het PWS besteden? Over het algemeen moet je op de havo en het vwo 80 uur per persoon in het profielwerkstuk steken. Op het vmbo tl/gl is dit minimaal 20 uur.
Maar omdat het profielwerkstuk alleen een schoolexamen betreft, stelt de school zelf vast of het profielwerkstuk op vwo-niveau is afgerond en of het resultaat wordt meegenomen in de beoordeling. Behaalde cijfers tellen mee in de uitslagbepaling voor het vwo-diploma.
Het profielwerkstuk moet gaan over minimaal één 'groot profielvak'.Dit is bij de havo een vak met een studielast van minimaal 320 uur en bij vwo van 400 uur, maar simpeler gezegd is het een vak waar je eindexamen in doet. Zoals geschiedenis of natuurkunde.
Het te laat inleveren van het PWS kost de leerling één herkansing. Ouders worden ook hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.