De belangrijkste onregelmatige werkwoorden in deze vorm zijn: ver (zien), ser (zijn), en ir (gaan).
Pretérito imperfecto (onvoltooid verleden tijd)
De Spaanse taal kent twee onregelmatige werkwoorden voor het werkwoord 'zijn'. Dit betekent dat ze een onregelmatige vervoeging kennen, waarbij de klinkers veranderen in een tweeklank (combinatie van twee klinkers binnen dezelfde lettergreep).
Regelmatige werkwoorden (we laten de onregelmatige werkwoorden voor later) volgen hetzelfde patroon als de andere werkwoorden met dezelfde uitgangen. De stam van het werkwoord (het deel tot aan de -ar, -er of -ir) blijft hetzelfde, terwijl de uitgangen vervangen worden afhankelijk van het onderwerp.
Haber (hebben)
Het Spaans heeft twee verschillende werkwoorden die 'hebben' betekenen: 'haber' en 'tener'. 'Haber' wordt gebruikt als hulpwerkwoord bij het voltooid deelwoord. 'Tener' wordt gebruikt in overige gevallen.
De perfecto is de voltooid tegenwoordige tijd. Men gebruikt deze als de handeling is afgelopen, maar de tijd nog niet. Bijvoorbeeld: hoy, (vandaag), esta semana, (deze week), estos días (deze dagen), este mes (deze maand, eigenlijk alle tijdsaanduidingen waar 'esta of este' bij staat.
Wederkerende werkwoorden zijn bijvoorbeeld: lavarse (zich wassen) sentirse (zich voelen) traerse (met zich meebrengen)
Het Spaanse voltooide deelwoord wordt gevormd door "-ado" aan de stam van "-ar" werkwoorden toe te voegen (hablar - hablado, andar - andado) en "-ido" aan de stam van "-er" en "-ir" werkwoorden (correr - corrido, mentir - mentido).
Tegenwoordige tijd Presente
De tegenwoordige tijd (in het Spaans: presente de indicativo) wordt gebruikt om gebeurtenissen te beschrijven die zich afspelen op het moment van spreken. Bijvoorbeeld: Ana canta una canción. Ana zingt een lied.
Voorbeelden van de onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) zijn: ik werkte, jij dacht, hij ging, wij wandelden, jullie aten, zij droomden.
Toekomende tijd (Futuro imperfecto)
Om handelingen aan te geven die plaatsvinden in de toekomst, gebruikt men de futuro. Vaak wordt er in de zin een tijdsaanduiding gebruikt die in de toekomst ligt, zoals mañana (morgen), luego (straks), el año próximo (volgend jaar) etc.
Het Spaans gebruikt de futuro om: 1. over een handeling of situatie in de toekomst te spreken, met name in geval van voorspellingen, (formele) aankondigingen en (vage) beloftes en afspraken: Mañana lloverá todo el día.
El Gerundio of het Gerundium wordt amper gebruikt in het Nederlands. In het Spaans daarentegen komt het heel regelmatig voor. Een Gerundio wordt gebruikt om aan te geven dat een handeling plaats vind op het moment dat je het zegt. door –ando of –iendo achter de stam van het werkwoord te plaatsen.
De present perfect van een werkwoord bestaat uit twee elementen: de juiste vorm van het hulpwerkwoord to have (present tense) plus het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord is stam+ed, bijv. played, arrived, looked.
Eerste preteritum Het eerste preteritum wordt gebruikt voor handelingen die recent gebeurd zijn. Second preterite The second preterite is used for actions that are in the more-distant past. Tweede preteritum Het tweede preteritum wordt gebruikt voor handelingen die verder in het verleden liggen.
De Condicional Simple werkt als ''zouden” in het Nederlands. Vergelijkbaar met het Nederlands, wij gebruiken het om een wens (in het heden of in de toekomst) uit te spreken. Het vormen van een Condicional is een simpele zaak. (Bijna) alle werkwoorden krijgen dezelfde vervoegingen.
Het woord konden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Het voltooid deelwoord van het werkwoord kunnen is gekund. Gekunnen* komt soms voor, maar die vorm is geen standaardtaal.