Een kwadraat is de tweede macht en betekent dat de waarde met zichzelf wordt vermenigvuldigd. Voorbeeld: 4⋅4=42=16 en spreken we uit als 'vier kwadraat'. Een functie is kwadratisch wanneer de onbekende letter x in het kwadraat staat én wanneer er geen andere x in de functie is met een hogere macht dan twee.
Het kwadraat is een getal dat je krijgt als je een getal vermenigvuldigt met nog een keer dat getal. Het kwadraat van vijf is bijvoorbeeld vijf keer vijf. De uitkomst van vijf keer vijf is vijfentwintig. Het kwadraat van vijf is dus vijfentwintig.
De term kwadraat wordt in het Nederlands ook gebruikt om bepaalde begrippen te versterken of te benadrukken. Bijvoorbeeld: Die persoon is een ezel in het kwadraat - die persoon is erg dom. Dat is lekker in het kwadraat - dat is bijzonder lekker.
Een kwadraat berekenen doe je als volgt: Het kwadraat van 4 = 42 = 4 · 4 = 16.
Ten eerste geldt: 502 = 2500 en 602 = 3600. De kwadraten van 51 tot en met 59 liggen tussen 2500 en 3600 in, en wel op de volgende manier: 2500, 2601, 2704, 2809, 2916, 3025, 3136, 3249, 3364, 3481, 3600.
Als ik je vraag wat 3 tot de tweede macht is, of 3 kwadraat, dat is gelijk aan 3 keer zichzelf, twee maal. Dit is gelijk aan 3 keer 3.
Een kwadraat zorgt ervoor dat het getal zich keer zichzelf gaat doen. Dus in dit geval krijg je dan 7×7=49.
Een negatief getal in het kwadraat is inderdaad positief, maar dan moet je ook dat negatieve getal in z'n geheel kwadrateren. Het getal '-8' in het kwadraat is dan (-8)2 en dat is 64. Als je echter -82 schrijft, dan staat dat kwadraat alleen bij die 8 en niet bij het minteken, dus daar staat dan -(82) = -(64) = -64.
Elk getal, ongelijk aan nul, tot de nulde macht is gelijk aan één. Nul tot een willekeurige macht is nul.
Vierkantswortels vereenvoudigen
Kijk maar: 6 = 2 × 3, dus √6 = √2 × √3. Houd dus ook altijd de algemene voorrangsregels in de wiskunde in het achterhoofd.
Het kwadraat is de uitkomst van een vermenigvuldiging van een getal met zichzelf. Bijvoorbeeld 6 x 6 = 36, 9 x 9 = 81 4 x 4 = 16. Een getal met zichzelf vermenigvuldigen noem je 'kwadrateren'.
De bekendste macht is een kwadraat (tot de macht 2). Bijvoorbeeld 52 is 5 x 5 = 25 (de macht is dan dus 2). We zeggen dan dus dat vijf in het kwadraat 25 is. Als de macht bijvoorbeeld 3 is, dan krijg je 5 x 5 x 5 = 125.
Bram. Het kwadraat van -5 is -25, want je doet; -(5)² = -(5 * 5) = -25 En de wortel van 25 is gelijk aan 5, want 5 * 5 is 25.
Een getal wordt een volkomen kwadraat (perfect square) genoemd als je een geheel getal kan vinden waarvan het kwadraat gelijk is aan dat getal. Voorbeelden van volkomen kwadraten: 0, 1, 4, 9, ....
144 is een kwadraat, namelijk van 12: 144 = 122.
Typ =N^2 in de cel, waarbij N het getal is dat u tot de tweede macht wilt verheffen. Als u bijvoorbeeld het kwadraat van 5 in cel A1 wilt invoegen, typt u =5^2 in de cel.
52 = 25 = 3 + 4 + 5 + 6 + 7. 62 = 36 = 3,5 + 4,5 + 5,5 + 6,5 + 7,5 + 8,5. 72 = 49 = 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 10.
nog een voorbeeld: wat is het kwadraat van 21? dan moet je gewoon 21x21 doen en het antwoord is het kwadraat. het kwadraat is dus 441 want 21x21=441.
√2 is een irrationaal getal dat bij benadering gelijk is aan: 1,414 213 562 373 095 048 801 688 724 209 698 078 569 671 875.... (met overstreept repeterend deel) wordt als benadering van √2 gebruikt.
Wortel van 4 is 2, want 2x2=4.
De 1e macht van een getal is gelijk aan het getal zelf, zo is 71 gewoon 7. Voor de 2e macht bestaat er een speciale naam: het kwadraat. 32 spreek je uit als het kwadraat van 3.
We weten dat wortel 1 gelijk is aan 1 omdat 12 gelijk is aan 1. Wortel 2 moet een getal zijn dat in het kwadraat 2 geeft maar we weten niet hoe groot dat getal is.