De kleine letter ƒ heeft dezelfde vorm als het valutateken voor de Nederlandse gulden, hoewel ook vaak "fl." als afkorting werd gebruikt. De letter en de afkorting zijn afkomstig van de oorspronkelijke benaming van de munt: gulden florijn.
Vijftig gulden stond bekend als 'Zonnebloem', de honderd gulden ging door als 'meier' of 'snip'. De minder vaak voorkomende 250 gulden kende men als 'Vuurtoren'. De bijnaam 'rooie','rug' of 'rooie rug' voor een duizend gulden biljet vindt zijn herkomst twee eeuwen geleden, toen de briefjes een rode achterkant hadden.
In het Nederlandse decimale muntstelsel, gebaseerd op de gulden, is er tweemaal een muntcoupure geweest die de waarde van vijf gulden droeg. Beide munten werden vijfje genoemd, een naam die ook in gebruik was en is voor bankbiljetten van vijf gulden en vijf euro.
De dukaat was in principe een gouden munt van 3,5 gram, afgeleid van een Venetiaanse munt die in 1272 voor het eerst werd geslagen. Er zijn ook zilveren halve, hele en dubbele dukaten geslagen.
De Antilliaanse gulden is de munteenheid van Curaçao en Sint Maarten. Ze is gekoppeld aan de US dollar in de verhouding 1 : 1,79. Uitgifte, waarde en beheer zijn geregeld in de Regeling Gemeenschappelijk Geldstelsel Curaçao en Sint Maarten.
Die koers is: EUR 1 = NLG 2,20371. Dus 1 gulden is ongeveer 45 eurocent waard. We brengen geen extra kosten in rekening voor het omwisselen.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Het Geeltje
Deze term werd oorspronkelijk gebruikt voor een gouden munt met een variabele waarde, maar toen in 1861 een geel bankbiljet van 25 gulden werd ingevoerd, sprak men in de volksmond van 'een geeltje'.
De waarde van een 10 gulden 1968 is afhankelijk van de kwaliteit van het bankbiljet, te herkennen aan de hoeveelheid gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van het Nederlandse 10 gulden biljet uit 1968 wordt bepaald door de kwaliteit van het biljet.
De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland (rond 1800) werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd.
de cent (1/100 gulden of fl. 0,01), de stuiver (fl.
Het muntstuk van 5 eurocent wordt in Nederland ook stuiver genoemd (in Ierland wordt dit muntstuk shilling genoemd). Niet alleen is de waardeaanduiding (5 cent) gelijk, ook komen de vorm en dikte nagenoeg overeen.
Een 1000-guldenbiljet uit dezelfde serie had een rode achterkant en het 25-guldenbiljet een gele. Daar komen de uitdrukkingen 'een rooie rug' of 'een roodje' voor 1000 gulden en 'een geeltje' voor 25 gulden vandaan. Overigens was 200 gulden begin vorige eeuw een vermogen.
Een meier was vroeger in de volkstaal de naam van een briefje van 100 gulden.
5 gulden munt
Omdat de dubbele standaard werd vervangen door de zilveren standaard. Toen later de gouden standaard weer werd ingevoerd werd in 1912 nog een 5 gulden munt geslagen in een oplage van een miljoen.
Tegenwoordig in Nederland het meest bekend als een waarde van anderhalve gulden (NLG 1,50).
€ 95,00. Eén van de meest iconische bankbiljetten uit de Nederlandse bankbiljetten geschiedenis: De Snip! Eind jaren zeventig waren zowel de ambtenaren op het ministerie van Financien als bij De Nederlandse Bank uitgekeken op de oude series bankbiljetten met erflaters. Iets teveel Vondels, Hals, Michiel de Ruijters.
Ongevouwen biljetten zijn euro's waard
Maar voor de puntgave exemplaren wordt volgens hem al snel 200 a 250 euro betaald door verzamelaars. Deze zogenaamde 'ongecirculeerde biljetten', die dus compleet nieuw zijn, zijn zelfs populair in het buitenland, vertelt Poelman.
De meeste guldenbankbiljetten kunt u nog tot 1 januari 2032 inwisselen voor euro's. Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen.