Glycolyse is een proces waarbij glucose, met behulp van enzymen, in de cellen van een organisme in tien stappen wordt afgebroken tot pyrodruivenzuur. Drie van de tien stappen zijn onomkeerbaar. Eén glucosemolecuul levert twee moleculen pyrodruivenzuur. De glycolyse vindt plaats in het cytoplasma van de cel.
De glycolyse vindt plaats in het cytoplasma van de (gist)cel. De glycolyse converteert glucose (6C) in 10 stappen naar pyrodruivenzuur (2 x 3C).
Dit proces vindt plaats in de mitochondriën van de cel. De citroenzuurcyclus is een serie van chemische reacties in een kring. Door de citroenzuurcyclus, ook wel krebscyclus genoemd, leveren de eiwitten, vetten en koolhydraten uiteindelijk energie.
ATP wordt geproduceerd in de cellen van het menselijk lichaam. Cellen bestaan uit een kern waar DNA is opgeslagen en uit het cytoplasma. Cytoplasma bestaat uit alles behalve de kern en het celmembraan. De vloeibare basissubstantie in de cel wordt het cytosol genoemd.
Glycolyse is het proces dat 1 glucose-molecuul omzet in 2 pyrodruivenzuur moleculen. Dit gebeurt met behulp van speciale enzymen in het cytoplasma. Bij glycolyse komt energie vrij: er wordt immers glucose afgebroken naar de pyrodruivenzuren. De energie komt vrij in de vorm van 2 ATP en ook in 2 NADH.
Glycolyse is een proces waarbij glucose, met behulp van enzymen, in de cellen van een organisme in tien stappen wordt afgebroken tot pyrodruivenzuur. Drie van de tien stappen zijn onomkeerbaar. Eén glucosemolecuul levert twee moleculen pyrodruivenzuur. De glycolyse vindt plaats in het cytoplasma van de cel.
Het hormoon glucagon stopt de glycolyse bij een te laag glucosegehalte in het bloed en start de gluconeogenese. De specifieke stappen in de gluconeogenese zijn: de regulerende stap van de (indirecte) omzetting van pyrodruivenzuur in enolpyrodruivenzuurfosfaat; vindt gedeeltelijk plaats in de mitochondriën.
De energie die nodig is voor deze koppeling komt uit verbranding van organische verbindingen of uit fotosynthese. Structuur van ATP-synthase (röntgendiffractie). Het stationair domein is niet weergegeven. ATP-synthase is een groot membraaneiwit.
Eerst breken bepaalde enzymen glucose af tot de stof pyruvaat. Deze stap heet glycolyse. Vervolgens wordt deze stof verder afgebroken. Daarbij ontstaat naast water en CO2 ook energie.
Een van de belangrijkste katalysatoren is het co-enzym Q10: een stof die je lichaam zelf maakt, vooral ten behoeve van de energieproductie in de mitochondriën. Deze stof wordt vaak gebruikt om de negatieve werking van statines te voorkomen.
Anaerobe glycolyse is de metabolische route waarbij dus geen zuurstof nodig is. Tijdens inspanningen die korter dan 20 seconden duren is het ATP-CP systeem dominant in de energielevering. Het doel van dit afbraakproces is om de energie die is opgeslagen in glucose (of glycogeen) te gebruiken voor het aanmaken van ATP.
Adenosinetrifosfaat, beter bekend als ATP, is de universele drager van chemische energie in alle levende cellen. ATP is een organische verbinding bestaande uit de nucleobase adenine, de monosacharide ribose en drie fosfaatgroepen.
Gluconeogenese vindt bij de mens vooral in de lever plaats en in mindere mate in de nieren. Ze is vooral belangrijk als er door zware inspanning veel melkzuur gevormd wordt, en bij honger om de bloedsuikerspiegel op peil te houden.
ATP bewaart de energie uit het voedsel totdat de cel energie nodig heeft. Als ATP wordt omgezet in ADP dan komt daar energie bij vrij die de cel kan gebruiken voor alle energie kostende processen in de cel.
In dit grote organische molecuul is eigenlijk de zonne-energie opgeslagen. Op het moment dat het glucose in de mitochondriën van de cellen wordt verbrand komt al deze zonne-energie vrij en te beschikking van de cel.
Anaerobe dissimilatie gebeurt zonder zuurstof. Bij beide vormen komt energie vrij in de vorm van ATP.
Glucose heb je nodig
Voedingsmiddelen met koolhydraten worden in de maag en darmen omgezet tot glucose. Glucose wordt opgenomen in je bloed. Vanuit daar gaat het naar je spieren en organen. Glucose is brandstof voor je lichaam.
Je lever verwerkt suiker, dat uit fructose en glucose bestaat, op verschillende manieren. Fructose wordt door je lever omgezet naar brandstof voor je lichaam, terwijl glucose tijdelijk kan worden opgeslagen als glycogeen.
ATP is een universele drager van energie in ons lichaam, bestaande uit een molecuul die met drie fosfaatmoleculen verbonden is. Deze verbindingen zijn bijzonder rijk aan energie, dus als die verbindingen verbroken worden, komt er veel energie vrij en wordt ATP opgebroken in ADP+P en energie.
De twee grootste energie reservoirs van ons lichaam zijn de koolhydraat- en vetvoorraad. Hoewel vetten de grootste energievoorraad in het lichaam zijn, zie je op de grafiek dat het lichaam voornamelijk gebruik maakt van koolhydraten tijdens de inspanning. Vooral bij hogere intensiteiten verbranden we de nodige suikers.
In de dunne darm zitten darmvlokken. Via de darmvlokken worden de aminozuren, glucose en vetzuren in het bloed opgenomen. Dikke darm. De dikke darm haalt de laatste resten voedingsstoffen en water uit de brij.
Hoewel ATP kan worden opgeslagen in de cellen, is de hoeveelheid ATP dat direct beschikbaar is voor het samentrekken van de spieren uiterst beperkt. Er is slechts genoeg ATP in de cellen beschikbaar voor enkele seconden van spieraanspanning. Dit betekend dat ATP continu gesynthetiseerd moet worden.
Stofwisseling en hormonen
Eén van die klieren is de alvleesklier. Naast alvleeskliersappen die bij de spijsvertering gebruikt worden, maakt deze klier dus ook hormonen. Deze hormonen spelen een rol bji de stofwisseling van glucose. Het belangrijkste hormoon is insuline.
Gluconeogenese betekent het opnieuw geboren worden van glucose. Als het lichaam koolhydraten binnen krijgt dan worden deze koolhydraten in de vorm van glucose in de mitochondriën verbrand. Glucose dat niet wordt verbrand wordt in de vorm van glycogeen opgeslagen in de cellen.
Glycerol (3 koolstofatomen) kan worden afgebroken tot pyruvaat. Dat gebeurt in het celplasma. Het kost één ATP molecule en levert twee NADH en twee ATP moleculen op, netto dus ongeveer 7 ATP equivalenten. Na volledige oxidatie in de citroenzuurcyclus levert een glycerol molecule 7 + 15 = 22 ATP quivalenten op.