Geschikte injectiegebieden zijn: voor- of zijkant bovenbeen, de buik, minimaal 2 cm van de navel, zij-, voor- of achterkant van de bovenarm. Verwijder zo nodig overmatige haargroei met een schone schaar of tondeuse.
Bij een subcutaan infuus wordt de subcutane infuuscanule of naald vaak in het onderhuidse bindweefstel van het bovenbeen geplaatst.
Het gebied tussen sleutelbeen en borst, of onder de borst. Dit gebied blijft bij terminale cliënten het langst het best doorbloed, en heeft daarom de voorkeur. Het gebied op de rug, tussen de schouderbladen. Dit is bij onrustige, plukkerige cliënten soms nodig.
Subcutane infusie is het via een subcutane canule/naald toedienen van medicatie en vocht (zie hypodermoclyse) in het onderhuidse bindweefsel. De medicatie wordt vanuit het onderhuidse bindweefsel opgenomen in het bloed, en verder verspreid door het hele lichaam.
Een vlindernaald wordt subcutaan op de buik geplaatst. Het infuus blijkt op deze locatie minder vatbaar te zijn voor accidentele verwijdering en wordt door patiënte met rust gelaten. Zij komt met deze behandeling tot rust en overlijdt in aanwezigheid van haar naaste familie.
Pak de huidplooi op de prikplaats tussen duim en wijsvinger. De huid moet schoon zijn, maar hoeft niet ontsmet te zijn, tenzij dit zo met u is afgesproken. Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden.
Geschikte injectiegebieden zijn: het gebied naast en onder de navel (ongeveer 2 cm rond de navel vrijlaten), boven/buitenkant het bovenbeen (handbreedte boven de knie vrijlaten), billen (bovenste buitenste deel), bovenarm (buitenste deel). Desinfecteer de huid bij cliënten met een verminderde weerstand.
Intraveneus (in de ader) 2,5-15 mg in 4-5 minuten toegediend.Subcutaan (onderhuids), intramusculair (in de spier) 5-20 mg, gewoonlijk 10 mg per keer, indien nodig elke 4 uur toegediend.
5 Subcutane injectie
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine. Waar een subcutane injectie wordt toegediend, hangt af van de voorschriften.
Een infuus is een slangetje dat in een bloedader is geplaatst. Het slangetje zit vast met een pleister, vaak op de bovenkant van de hand of op de onderarm. Het is verbonden met een zakje vloeistof. Via het slangetje loopt de vloeistof langzaam de ader in.
op de injectieplek mogen geen littekens of zwangerschapsstrepen zitten. als u op korte termijn geopereerd wordt aan uw buik of bovenbeen, mag u op deze plek niet injecteren. u kunt geen injectie plaatsen op plaatsen waar u een vochtophoping (oedeem), trombose, verlammingsverschijnselen of zichtbare bloedvaten heeft.
De persoon die de injectie ontvangt doet er goed aan de spier te ontspannen. Bij een ontspannen spier voel je niet meer dan een klein prikje. De opnamesnelheid gaat het snelst via de armspier. Via het dijbeen gaat de opname in het bloed iets trager en via de bilspier gaat de opname het langzaamst.
huidplooitechniek. Als de subcutane injectietechniek goed is uitgevoerd, ligt de naald los in het onderhuidse bindweefsel. De spuit kan soepel heen en weer bewogen worden. De loodrechttechniek wordt het vaakst toegepast en heeft de voorkeur, omdat deze techniek eenvoudig is.
De vleugelnaald met verlengslang/kunststof canule is intracutaan ingebracht. Verwijder de vleugelnaald met verlengslang/kunststof canule en breng een nieuwe naald met verlengslang/kunststof canule in op een andere plaats (of laat dit doen). Infectie rond de insteekplaats.
Om die reden wordt subcutane infusie vaak toegepast in de palliatieve zorg. Het inbrengen van een vleugelnaald om subcutane infusie toe te passen, behoort tot de voorbehouden handelingen. Je mag deze handeling alleen uitvoeren in opdracht van een arts.
Bij een onkundige injectietechniek kan de injectievloeistof te diep of juist niet diep genoeg geïnjecteerd worden. Dat kan leiden tot weefselschade of onbedoelde subcutane of intramusculaire injecties.
In de armen kan aan de buitenkant van de bovenarmen worden gespoten. In de armen is het onderhuidse vetweefsel niet zo dik. Hier hoeft geen huidplooi genomen te worden. Een juiste keuze van de naaldlengte is dan wel belangrijk.
Het is mogelijk dat er een druppel bloed vrijkomt, maar meestal is er geen pleister nodig. Wrijf na de inspuiting niet op de injectieplaats of masseer ze niet. Dit kan blauwe blekken veroorzaken.
Intracutaan (in de bovenste huidlaag), subcutaan (onderhuids) en intramusculair (in de spieren). Je leert de onderlinge verschillen van injecteren en wanneer deze toegepast worden. Je leert injecties gereed maken voor gebruik en het toedienen.
Oxycodon is een pijnstiller met een werking die chemisch gezien praktisch identiek is aan morfine en heroïne, en heeft grotendeels dezelfde uitwerking op het menselijk lichaam. De verschillende soorten opiaten verschillen voornamelijk van elkaar qua werkingsduur en inwerktijd.
Onderhuids de pijn verlichten. Wanneer een palliatieve patiënt niet meer in staat is morfine oraal in te nemen, kun je het ook subcutaan injecteren. Die techniek is een eenvoudig alternatief voor een intraveneuze of intramusculaire injectie en is minder belastend voor de patiënt.
Voor loodrechte subcutane injecties gebruikt u een naald van: 5 - 12mm, dit is een bruine naald. Voor subcutane injecties met behulp van de huidplooitechniek gebruikt u een naald van 19 - 32mm. Dit is een blauwe, paarse, oranje of grijze injectienaald.
Aanbevolen naald(en) subcutaan:
De lengte van de naald is afhankelijk van de gebruikte techniek en van de dikte van de huid: Voor loodrechte subcutane injecties: 5 – 12mm. Bruine naald. Voor subcutane injecties (huidplooitechniek): 19 – 32mm.
Bij het injecteren in een bloedvat wordt de naald gevuld met injectievloeistof en komt er geen lucht in de aderen. En al zou er lucht in de aderen komen: het is pas gevaarlijk als er aanzienlijk veel (vaak veel meer dan de injectiedosis) wordt geïnjecteerd. Dat komt nooit voor gelukkig.