In het Nederlands kun je een ontkennende zin vormen met behulp van het woordje niet. De gebruikelijkste plaats voor niet is tussen het middenstuk en de rechterzijde. Op deze manier ontken je de belangrijkste actie die wordt beschreven door de werkwoorden in de zin.
De plaats van niet in de zin is afhankelijk van het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. In de meeste zinnen staat niet vlak voor het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. -Bij een zinsdeel dat met een prepositie begint, staat niet vóór deze prepositie. Ik woon niet in Amsterdam.
Niet wordt gebruikt om het gezegde van een zin of een hele zin te ontkennen. Geen wordt gebruikt om een onbepaald zelfstandig naamwoord te ontkennen. In een aantal gevallen is zowel geen als niet mogelijk, omdat de ontkenning zowel op het zelfstandig naamwoord als op het gezegde of de hele zin kan slaan.
Basisregel: geen is onbepaald, dus geen is de negatieve vorm van een. Probleem: in het meervoud is er geen een, maar wel geen.
Niet goed Nederlands spreken heeft vooral betrekking op iemands vermogen (goed) Nederlands te spreken; het suggereert sterk dat het Nederlands niet de moedertaal van de betrokkene is. Geen goed Nederlands spreken richt de aandacht meer op de kwaliteit van iemands Nederlands.
Geeneen is spreektaal. "Niet een" is beter.
Waar liggen de koekjes? Waar heb je deze auto gekocht? Ik weet niet waar mijn sleutel is. Ik zoek mijn pantoffels.
Natuurlijk komen niet al die zinsdelen samen in één zin voor. Wel heeft vrijwel elke zin (behalve een elliptische zin) een onderwerp en een gezegde. 'Ik slaap' bestaat uit een onderwerp (ik) en een gezegde (slaap).
In verzorgde schrijftaal staat een voltooid deelwoord bij voorkeur vooraan of achteraan in de werkwoordelijke eindgroep. De werkwoordelijke eindgroep is de opeenvolging van werkwoordsvormen aan het eind van een hoofd- of bijzin. De persoonsvorm van een hoofdzin maakt nooit deel uit van de werkwoordelijke eindgroep.
Een ontkennende zin zegt het omgekeerde van een bevestigende zin. De werkwoorden zijn hetzelfde als in een bevestigende zin. Het woord geen lijkt een beetje op een en kan het vervangen om een ontkenning te maken. De uitspraak van de ee in geen is altijd hetzelfde, zoals in de meeste andere woorden met die klinker.
Deze vorm van dubbele ontkenning wordt gebruikt als een stijlfiguur om iets te benadrukken door het tegendeel te ontkennen. Dit stijlmiddel heet ook litotes.
Een ontkennende zin zegt het omgekeerde van een bevestigende zin. De werkwoorden zijn hetzelfde als in een bevestigende zin. Het woord 'geen' lijkt een beetje op 'een' en kan het vervangen om een ontkenning te maken.
Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, maak je een ontkenning. In het Engels gebruik je hiervoor simpelweg het woordje not. Als er in een zin een vorm van to be (am / are / is) of een hulpwerkwoord (bijv. can / should / may) staat, dan maak je een ontkenning door not daarachter te zetten.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
De basiszin bestaat uit twee delen. Je mag de zin langer maken door er andere delen aan toe te voegen. Wie/wat voert de handeling uit? Wat is de handeling?
Inversie is de omkering van de gewone woordvolgorde 'onderwerp - persoonsvorm' in hoofdzinnen. Bij inversie staat de persoonsvorm dus vóór het onderwerp. Dat wordt gewoonlijk veroorzaakt doordat een zin begint met een zinsdeel dat niet het onderwerp of de persoonsvorm is.
Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. Een andere naam voor het lijdend voorwerp is daarom direct object. In bijvoorbeeld 'Ik koop een fiets' 'ondergaat' een fiets direct de werking van het werkwoord kopen.
Polyglot = Een polyglot is iemand met een hoge graad van taalbeheersing in verschillende talen.
Voorbeeld: `Ik ben verliefd op een leuke jongen, maar ik ken zijn naam geeneens!`
De Grote Van Dale is in beginsel normatief. Het is een woordenboek van het algemeen gangbare Nederlands zoals dat in Nederland en Vlaanderen wordt gesproken en geschreven. De redacteuren beschrijven erin wat zij als goed taalgebruik beschouwen en daardoor krijgt hun woordenboek een vóórschrijvend karakter en gezag.