De damstenen worden bij aanvang van het spel door beide spelers op de achterste 4 rijen op de donkere vakken geplaatst. De 2 middelste rijen blijven vrij. Let wel op dat bij het neerleggen van het bord bij elke speler in de linker onderhoek een donker vlak ligt, en niet het lichte vlak.
Hoe moet het bord liggen? Het dambord moet zo voor je liggen dat het veld uiterst links op de onderste rij een donker veld is. Als je er na de eerste zet van zwart achterkomt dat het bord verkeerd ligt, zul je moeten doorspelen. Kom je er eerder achter, dan draai je het bord en begint de partij opnieuw.
Een dam mag een losstaande schijf of dam slaan die verder op dezelfde diagonaal staat. Er mag dan zelf bepaald worden op welk veld achter het geslagen stuk de dam tot stilstand komt. Als de dam op een veld tot stilstand kan komen waar er weer verder geslagen kan worden, mag de slag in dezelfde beurt vervolgd worden.
Een dam heeft veel meer mogelijkheden dan een schijf. Hij mag zowel voor- als achteruit. Ook kan hij over een diagonaal over meerdere velden in een keer bewegen. Let op: als je tijdens een slag de damlijn passeert (dus je slag eindigt er niet), krijg je geen dam!
Slaan mag vooruit en ook achteruit. Normaliter mag je geen steen achteruit verplaatsen, maar dus wel als je kan slaan. Het kan ook voorkomen dat je meer dan één steen kan slaan in een enkele beurt. Dit is verplicht en een meerslag gaat altijd voor op een enkele slag.
Wit mag beginnen, dat is de eerste regel. Om de beurt mogen de spelers een schijf verzetten of met een schijf slaan. Je kunt een schijf slaan als je over een schijf van je tegenspeler kan “springen”. Je kan zelfs meerdere schijven in één keer slaan.
- Een partij eindigt in remise, wanneer 1 speler 1 dam heeft en de ander 3 dammen of minder. Dit geldt alleen voor de dam, dus niet wanneer er nog andere stenen in het spel zijn. In die gevallen beslist de wedstrijdleiding, aan de hand van het verschil in aantal stenen, wat de uitslag is van de wedstrijd.
Het damspel kent veel varianten. Naast het dammen op een bord met honderd velden, het internationaal dammen, wordt er in veel landen gespeeld op het 64-veldenbord, het kleine bord, waarbij elke speler 12 schijven heeft.
De spelers hebben ieder twintig schijven. De ene speler speelt met de witte schijven, de ander met de zwarte. De witspeler en de zwartspeler verdelen hun schijven over de twintig dichtstbijzijnde zwarte velden over vier rijen. Twee rijen in het midden blijven leeg.
De deksel is het schaakbord, dat aan de binnenkast is bekleed met vilt. Er zitten in de doos schaakstukken en damstenen, net genoeg om op het schaakbord te dammen.
Na 75 zetten is het automatisch remise, tenzij het na de laatste zet mat is. De stelling is zodanig dat geen van beide spelers nog in staat is om de tegenstander mat te zetten (dode stelling). Van beide spelers is de vlag gevallen en het valt niet meer na te gaan wiens vlag het eerst viel.
Jezelf schaak zetten mag niet. Wat dan? Dan is het pat. Het is dan remise.
Met koning en twee paarden tegen koning (KPPK) kan geen mat worden afgedwongen. Drie paarden zijn wel voldoende. Een uitzondering geldt als in de uitgangsstelling de eenzame koning naast een van de stukken van de tegenstander staat, zodat dat stuk direct geslagen wordt.
Schaken. Indien in een schaakpartij driemaal dezelfde stelling ontstaat (met dezelfde speler aan zet), kan de speler die aan zet is, reglementair remise claimen.
„Je kunt niet zeggen dat schaken moeilijker is dan dammen of andersom. Het zijn verschillende sporten. Omdat je verschillende stukken hebt zit er misschien wat meer in schaken. Dat is ook een sport waarmee je altijd bezig moet blijven.
De kleine damborden zijn precies hetzelfde als schaakborden. Met 8 x 8 vakjes dus. Op een dambord met 64 vakjes wordt checkers gespeeld.
Het is een spel voor 2 personen. Elke persoon krijgt 20 damstenen, de ene krijgt de lichte kleur, de andere de donkere. De damstenen worden bij aanvang van het spel door beide spelers op de achterste 4 rijen op de donkere vakken geplaatst.
Als je het bord apart van de stukken koopt, moet je de grootte van de stukken voor de vierkanten overeenkomen. Idealiter zou de basis van de koning 75% van een vierkant op het schaakbord moeten vullen. Als je het bord en de stukken samen koopt, hoef je je geen zorgen te maken. Deze zijn namelijk op elkaar afgestemd.
Het schaakspel wordt gespeeld op een bord van 8 x 8 = 64 vakjes of "velden". Die velden zijn afwisselend wit en zwart, zoals je kunt zien op onderstaande afbeelding (een zogeheten "diagram").
Dammen behoort tot de oudste spellen die ons bekend zijn. De spelregels ervan zijn gemakkelijk te leren, kinderen vanaf 5 jaar leren het zo en de mogelijkheden zijn oneindig.
Als je de koning van de tegenstander schaak zet, dan moet je dit ook zeggen: "Schaak!" Dit is een waarschuwing. De tegenstander moet proberen om tegen het schaak iets te doen. Dit is verplicht. Lukt dit niet, dan heeft hij verloren (dát is schaakmat).
De uitdrukking remise wordt in bordspellen tussen twee spelers gebruikt om de uitslag van een onbesliste partij mee aan te duiden. Het is een ander woord voor gelijkspel.
Een speler staat pat als hij aan zet is, en geen enkele legale zet meer kan spelen, maar niet schaak staat! De speler die aan zet is kan dus geen zet meer doen met zijn koning, of een ander stuk. Maar hij staat niet schaak. Omdat hij dus geen legale zet kan doen, noemen we dat een patstelling en dus remise.