Het liefst maken ze hun nest in dichte struiken of lage bomen, in klimop en andere lage beplantingen. De nesten zijn vaak makkelijk te vinden waardoor veel eieren en jongen aan katten en kraaien ten prooi vallen. Ze compenseren dit natuurlijke verlies door veel jongen groot te brengen.
Merels bouwen in april of mei een nest op een veilige plek. Ook hiervoor zijn dus dichte struiken en hagen belangrijk. De ouders vlechten een keurig nestje van takjes in elkaar en werken het af met modder en gras. Een legsel bevat meestal vier of vijf eitjes.
Wat kan je doen? Leg een grasveldje aan (grasmatten of graszaad), want in het gras vinden vogels insecten en merels jagen er op wormen. Gebruik boomschors of grind voor paden. Kies voor dichte bomen en struiken: die bieden beschutting, veiligheid en voedsel.
Veel vogels verstoppen zich daarom 's nachts. Merels kruipen weg in de struiken, spechten zoeken holletjes op en ransuilen (nachtvogels) rusten met hun schutkleuren op een boomtak.
Merels kunnen eigenlijk overal broeden. Ze maken nesten in bossen, maar ook in houtwallen, open landschappen, in de grond, in struiken en in dichte klimop. De merel maakt dan een kom van takjes en bekleed deze met modder en gras. De broedperiode van de merel kan van eind maart tot juli plaatsvinden.
Merel, zanglijster, koperwiek, kramsvogel en spreeuw
Voedsel: gewelde krenten en rozijnen, fruit, schillen en klokhuizen, alle soorten bessen, wat broodkruimels, Premium voedertafelmix. Voerplaats: een sneeuwvrije plaats op de grond met beschutting vlakbij.
Merels hebben twee of drie nesten per jaar. Het mannetje gaat nog tot zo'n twee weken na het uitvliegen door met voeren van de steeds zelfstandiger wordende jongen. Zanglijsters hebben een levenswijze die veel lijkt op die van de merel. Maar toch is het niet erg moeilijk om de nesten uit elkaar te houden.
Soms laat de merel langdurige monotone klanken horen die als een lichte opgewondenheid / alarm klinken. Of je hoort en ziet het vrouwtje keelklanken maken als ze aan is komen vliegen.
Schuilen voor de storm
Laag, in de luwte van groenblijvende naaldbomen en in dichte hagen en riet. Daar zijn ze beschermd tegen regen en wind. Daarbij geldt: hoe lager hoe warmer. Holenbroeders, zoals mezen, schuilen ook in holtes.
De merel in de winter
De merel zit meestal op de grond maar zal proberen op de voedertafel te komen als de grond bedekt is met sneeuw of om appelstukjes of bessen op de voedertafel te eten. Zorg voor voldoende beschutting voor de vogels om te vluchten in de struiken tegen roofdieren zoals de kraai, ekster of de kat.
Geen (oud) brood!
In brood zit zout en dat zout is niet goed voor vogels. Soms zit op het brood boter/margarine. Daar krijgen watervogels diarree van en de olie die in het brood zit komt in het verenkleed te zitten. Brood dat blijft liggen gaat bovendien schimmelen en trekt dieren zoals ratten aan.
Merels eten wormen en insecten maar ze zijn ook gek op de bessen in je tuin. Leg in de winter eens een appel in je tuin en ze zijn voor altijd je vriend. Als een merel aan je gewend is zal hij zich redelijk tam gedragen al blijft hij altijd voorzichtig en op scherp.
Het nest is een relatief grote kom, gemaakt van droog gras en kleine takjes. De binnenkant is bekleed met modder, fijner gras en plantenstengels. De eieren zijn groen van kleur met kleine bruinrode vlekjes. Het liefst maken ze hun nest in dichte struiken of lage bomen, in klimop en andere lage beplantingen.
Het broedseizoen is volop aan de gang en overal zijn vogels druk bezig met het bouwen van nestjes. Soms komen die op plaatsen die voor mensen net niet helemaal handig zijn. Toch mogen nestjes niet weggehaald of vernield worden.
De merels zingen 's avonds zo lang omdat het langer licht blijft. Als de zon op komt beginnen ze. Veel vogels reageren op het langer worden van het licht. De daglichtlengte wordt door de vogels gemeten en zorgt dat de hypofyse hormonen gaat aanmaken om het paargedrag in gang te zetten.
Ze hebben een territorium dat door het mannetje vinnig wordt verdedigd tegen soortgenoten en ook wel tegen kleinere vogels. Het voedsel van de merel is erg gevarieerd. Ze foerageren meestal hippend op de grond en in de grond hakkend.
Merel. De merel staat voor helende krachten, onbevreesdheid, verandering en bescherming van de eigen ruimte.
Merels komen af op appels of peren en eten 's winters ook krenten en broodkruimels. Roodborstjes zijn gek op ongekookte havermout, zaden, meelwormen en rozijnen. Mussen zullen een handje zonnebloempitten niet onberoerd laten. Je maakt ze ook blij met andere zaden of (af en toe) bruin brood.
Reacties. wormpjes, insecten, stukjes fruit, alles wat een van de ouders naar het nest brengt...
En jawel hoor, achtergrondgeluid of niet, de vogels pikten de wormen er zo uit. Volgens Heppner kantelen de vogels hun kop uitsluitend om beter te kijken.
Havermout: havermout kan je zowel als strooivoer op de grond gebruiken als op de voedertafel. Zaadeters zoals mussen, mezen, vinken, groenlingen en roodborstjes houden hiervan. Meelwormen en insecten: bevatten veel proteïnen en zijn bijzonder voedzaam voor vogels.
Gezond vogels voeren
Als het voer nat wordt en lang blijft liggen wordt het een vieze bende. Borstel of schud voerhuisjes, voertafels en silo's regelmatig schoon. Silo's zijn zo ontworpen dat de zaden niet snel nat worden, maar met regen en wind is het niet uitgesloten. Als de zaden gaan klonteren, moet u ze weggooien.
Heb je restjes eten over? Veel keukenrestjes zijn prima en kan je geven aan de tuinvogels. Wat je niet mag geven zijn restjes met veel zout of kruiden of restjes die beschimmeld zijn. Vetrandjes, gekookte aardappelen, gekookte rijst of fruit zullen je tuinvogels heerlijk vinden en zijn ook nog eens goed voor ze.