Gedrag wordt mede bepaald door het endocriene systeem en het zenuwstelsel. De complexiteit van het gedrag van een soort organisme hangt samen met de evolutionair bepaalde complexiteit van zijn zenuwstelsel. Organismen met complexe zenuwstelsels hebben een groter vermogen tot leren en daardoor tot gedragsaanpassing.
Gedrag ontstaat omdat we dat zelf willen, of omdat de buitenomgeving iets van ons verlangd. Dit moment noemen we de aanzet tot gedrag. De aanzet tot gedrag is heel divers en heeft te maken met drijfveren die je hebt of bijvoorbeeld jouw omgeving. Een aantal voorbeelden over de aanzet tot gedrag.
Met behulp van kennis over gedrag ben je beter in staat om je doelen te bereiken; Samenwerken met anderen is eenvoudiger als je begrijpt waarom de ander iets doet; Kennis over gedrag kun je inzetten om relaties met anderen te versterken; Werk je voor een organisatie?
Gedrag wordt mede bepaald door het endocriene systeem en het zenuwstelsel. De complexiteit van het gedrag van een soort organisme hangt samen met de evolutionair bepaalde complexiteit van zijn zenuwstelsel. Organismen met complexe zenuwstelsels hebben een groter vermogen tot leren en daardoor tot gedragsaanpassing.
Sociale omgeving
De mensen om ons heen beïnvloeden ons gedrag: familie, vrienden en collega's, maar ook mensen die we als autoriteit zien. Twee normen spelen hierbij een rol: Injunctieve norm: de perceptie van wat voor ons belangrijke men- sen gewenst gedrag vínden.
Haalbare doelen stellen, duurzame motivatie ontdekken, een plan hebben om te werken aan nieuwe gewoonten en leren volhouden spelen hierin een belangrijke rol. Om te veranderen heb je duurzame motivatie nodig. Het hoeft niet leuk te zijn, maar moet vooral belangrijk voor jou zijn. Dit is nodig voor gedragsverandering.
Gedrag bestaat uit alle bewuste of onbewuste handelingen, die al dan niet waarneembaar zijn. Zowel mensen als dieren vertonen gedrag. Er zijn verschillende soorten gedrag. Waarneembaar gedrag bestaat uit alle handelingen die ook daadwerkelijk te zien zijn.
Een gedragsprobleem kan komen door een gedragsstoornis, maar kan ook een combinatie zijn met een ander probleem, zoals ADHD, autisme of een hechtingsprobleem. Ook kan een gedragsprobleem vaak niet aan een diagnose worden gekoppeld. Een kind heeft boze buien, moeite met luisteren, zit niet lekker in zijn vel.
Gebeurtenis > Gedachten > Gevoelens > Gedrag > Gevolg
Gedrag is namelijk vaak een reactie op een bepaalde gebeurtenis, die gedachten en gevoelens bij je teweeg brachten. De volgorde kan ook anders zijn; soms begint het met een gevoel, waar je vervolgens over na gaat denken.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.
In je leven spelen je bewuste denken en gedrag en je onbewuste (dat deel dat gevormd wordt door alle ervaringen uit het verleden die je niet meer bewust kunt oproepen) de hoofdrol. In veel gevallen zijn je bewuste en je onbewuste het met elkaar eens.
Automatisch gedrag is het gedrag, het woord zegt het al, dat je automatisch inzet. Dit gaat veelal onbewust. Het is het gedrag wat je kent, wat je hebt geleerd, wat je hebt meegekregen en goed voor jou werkt, maar niet altijd.
Het gedrag wordt veroorzaakt door in- en uitwendige factoren. Inwendige factoren bepalen de kans dat een bepaald gedrag uitgevoerd wordt. Hierbij speelt motivatie een belangrijke rol, waarbij het hormoon- en het zenuwstelsel de motivatie kunnen beïnvloeden.
Een eerste belangrijke belemmering: in ons brein werken twee soorten processen tegen elkaar in. Enerzijds maken we bewuste plannen. Maar anderzijds is ons brein primair ingericht op de volautomatische herhaling van gedrag dat “werkt” en weinig moeite kost: gewoontegedrag.
Iemand kan niet zomaar van de ene op de andere dag veranderen. Veranderen is een proces dat tijd kost en waar gedrag zich op een andere manier moet gaan vormen. Het kan zo zijn dat iemand andere dingen belangrijker gaat vinden dan voorheen. Dat proces gaat meestal gaandeweg en niet opeens.
De hersenen regelen ons gedrag en onze persoonlijkheid: het geheel van eigenschappen dat bepaalt wie je bent en hoe je je gedraagt. Als door een hersenaandoening schade ontstaat in de hersenen, kan er verandering optreden in je gedrag. Dit kan voor iedereen anders zijn: de een wordt ongeremd, de ander passief.
Maar hoe komt dit tot stand? Allereerst is motivatie essentieel voor gedragsverandering. Motivatie is afgeleid van het Latijnse werkwoord movere, wat bewegen betekent. Kortom, zonder motivatie komen we niet in beweging.
Tijd nemen. Hoe meer je tijd neemt en luistert naar je innerlijke zelf, hoe minder beïnvloedbaar je bent door de buitenwereld. Hoe mooi is het dat ons systeem zo uitgerust is dat we altijd weten wat goed is voor onszelf, we worden dus innerlijk begeleid.
Beïnvloeding is de uitwerking die jouw gedrag (on)bewust heeft op anderen. Door je hier meer bewust van te zijn, neem je anderen mee in de gewenste richting. Dit voorkomt conflicten en zorgt ervoor dat samenwerkingen beter verlopen. Beïnvloeding gaat altijd op basis van eerlijke informatie.
En de makkelijkste manier om dat te doen is: bedenken dat jij die ander bent. Je bent op een bepaald moment namelijk die ander geweest. Degene die zich even asociaal liet gaan, zich even niks van een ander aantrok of die in een moment van zwakte een belediging of boze reactie eruit floepte.