De Germanen zijn de stammen en volken die tweeduizend jaar geleden in West- en Noord-Europa woonden. De verschillende volken en stammen die onder de Germanen vielen, spraken een Germaanse taal. Voorbeelden van Germaanse talen die nu nog worden gesproken zijn het Nederlands, het Fries, het Engels en het Zweeds.
De Germanen is een verzamelnaam voor de volken en stammen uit de oudheid die een Germaanse taal spraken, zoals de Bataven, de Gothen, de Saksen en de Friezen. Ze ontwikkelden een eigen alfabet in runen. Lange tijd leefden ze in Europa naast de Romeinen en Kelten, van wie ze ook grote gebieden innamen.
Na verloop van tijd werden Germanië (met uitzondering van Oost-Germanië, een gebied dat ongeveer overeenkomt met het huidige Polen, Tsjechië en Slowakije) Frankrijk en Noord-Italië opgenomen in het Frankische Rijk.
In tegenstelling tot Romeinen die waren gericht op internationale handel en steden, waren Germanen en Kelten vooral gericht op de landbouw en op kleinschalige handel. Elke stam had zijn eigen relatie met de Romeinse overheersers. Sommige stammen werden bondgenoten, andere stammen juist onverzoenlijke vijanden.
Algemeen wordt aangenomen dat de Germaanse talen zijn voortgekomen uit een gemeenschappelijke Indo-Europese vooroudertaal, het Oergermaans of Proto-Germaans. In Denemarken en Sleeswijk-Holstein, het stamland van de Germanen, werd zeker in het 2e millennium voor Christus al Germaans gesproken.
Met de Germanen wordt een verzameling volkeren en stammen aangeduid die rond het begin van onze jaartelling een Germaanse taal spraken. De Germaanse talen behoren tot de Indo-Europese taalfamilie. Destijds woonden Germanen in Scandinavië en op de Noord-Europese Laagvlakte.
Het Nederlands wordt met het Duits, Engels, Zweeds en Deens gerekend tot de Germaanse talen. De onderlinge verstaanbaarheid tussen deze talen verschilt. Deens en Zweeds zijn onderling het meest verstaanbaar, maar ook Nederlands en Duits zijn over en weer verstaanbaar.
Ook hadden zij zich later in het noordelijke gebied dat nu Nederland is gevestigd. Er waren verschillende stammen binnen het Germaanse volk: de Frisiï (Friezen), de Toxandriërs, de Bataven, de Cananefaten of Kaninefaten en de Tubanten.
De nieuwkomers gingen Keltisch met een Germaans accent spreken, wat overging in een 'Gallo-Romaans' dialect door contact met de Romeinen. Rond 12 v. Chr. werden zij door de Romeinen onder Drusus onderworpen en werden daarna bondgenoten van het Romeinse Rijk, waarbij zij vrijgesteld waren van belastingen.
Vikingen waren geen volk
Maar dat klopt niet. In wat nu Scandinavië is, woonden toen al veel verschillende volkeren die werden bestuurd door verschillende leiders. Zij zouden zichzelf ook verschillend van elkaar hebben gezien. Hedendaagse schrijvers gebruiken de term 'Viking' daarom niet om over een groep te spreken.
De Franken waren een federatie van reeds eerder bekende Germaanse stammen, die rond het midden van de 3e eeuw na Christus tot stand kwam. Wellicht verbonden deze stammen zich onder Saksische druk nabij de limes langs de Rijn van het Romeinse Rijk.
De Saksen (Latijn: Saxones, Oudengels: Seaxe, Oudsaksisch: Sahson, Nederduits: Sassen, Duits Sachsen) waren een confederatie van Germaanse stammen die zich tijdens de late Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen op de Noord-Duitse Laagvlakte bevonden.
Vaak was het geen volledige overname van de Romeinse cultuur. De Germanen bleven kenmerken uit hun eigen cultuur houden maar mixten deze met Romeinse gebruiken. Ook qua geloof kwamen veel kenmerken van de Germanen en Romeinen overeen. Ze hadden allebei een polytheïstische godsdienst die meerdere goden aanbadden.
De meeste mannen droegen, net als de vrouwen, hun haar in een staart of vlecht. Bijna alle mannen hadden een snor. De armere Kelten droegen ook een baard terwijl de rijkere de wangen scheerden. De Kelten droegen meestal kleding gemaakt van wol of linnen.
Gallia (Grieks: Γαλλία) is nog altijd de Griekse naam voor Frankrijk, en bijv. in het Spaans wordt galo vaak gebruikt als synoniem voor Frans. Galliërs, ook bekend als Kelten, waren de bewoners van Gallië en een groot deel van overig Europa.
De Germanen waren een volk met veel stammen, zoals de Bataven en Cananefaten. Ze waren boeren en woonden in dorpen in simpele boerderijen. Wat moeten ze opgekeken hebben toen ze voor het eerst de Romeinse soldaten zagen met hun blinkende helmen, zwaarden en schilden!
De Bataven, Batavi of Batavieren waren een West-Germaans volk/stam die leefden rond de Betuwe. De Bataven waren waarschijnlijk afgesplitst van de Chatten, een volk dat rond het huidige Baden-Württemberg woonde. Onder andere Julius Caesar en Publius Cornelius Tacitus beschrijven de stam! die ze als zeer moedig zien.
Franken, Friezen en Saksen. Aanvankelijk woonden er in Nederland vele verschillende stammen met weinig cohesie. Er voltrok zich echter een proces van etnogenese waarbij in de zesde en vroege zevende eeuw uit de vele stammen zich drie groepen vormden.
Ongeveer 2000 jaar geleden veroverden de Romeinen uit Italië een groot deel van wat nu Nederland is. De rivier de Rijn was de grens van het Nederlandse deel van het Romeinse Rijk. Deze grens liep van oost naar west en deelde het gebied dat we nu Nederland noemen precies in tweeën.
Naast vlees aten de Germanen ook veel graanbereidingen en groeten. Zelf verbouwden ze veel spelt maar vooral rogge als graangewas. Onder hun groenten konden ze o.a. wortels, rapen, pastinaken, erwten, linzen en bonen rekenen.
Zie Taalfamilie en Taalverwantschap voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. Nederlands is een West-Germaanse taal en is daarmee nauw verwant aan onder meer het Engels en het Duits.
Het Nederlands is hoorbaar verwant aan het Duits en aan het Engels, maar ook aan het Grieks en zelfs aan het Perzisch. Samen met nog zo'n 400 andere talen maken ze deel uit van de Indo-Europese talen, de grootste taalfamilie ter wereld.
Over het algemeen wordt er in Oostenrijk Duits gesproken. Omdat het Duits verwant is aan het Nederlands en beide talen Germaanse talen zijn, is dit een taal dat veel Nederlanders redelijk goed beheersen.